Afbeelding

Natuurorganisaties zien de gevolgen van stikstof: “Paar soorten overwoekeren de rest”

Algemeen 1.251 keer gelezen

SLIKKEN VAN FLAKKEE - Nog steeds houdt de stikstofdiscussie Nederland in zijn greep. Vorige week deden in deze krant een aantal boeren hun verhaal, en vertelden over de gevolgen van het beruchte ‘stikstofkaartje’ voor de agrarische sector. Deze week is het de beurt aan natuurorganisaties. Wat merken zij van stikstof in hun werk, en wat zijn de gevolgen voor de natuurgebieden? Eilanden-Nieuws ging mee op stap met Piet van Loon, boswachter bij Staatsbosbeheer, over de Slikken van Flakkee.

Tekst en foto: Erwin Guijt

Van Loon begint zijn verhaal met een opmerking vooraf. “Ik wil voorkomen dat het een verhaal wordt waardoor het lijkt alsof boeren en natuurorganisaties lijnrecht tegenover elkaar staan. We werken overal in Nederland juist goed samen met boeren. Als Staatsbosbeheer houden we ons bezig met natuur te beschermen, waar het kan beleefbaar te maken en ten slotte onze gebieden te benutten (voor bijvoorbeeld houtwinning). Dat zijn onze drie kernwaarden. Van daaruit kunnen wij zeggen, en dat is ook aangetoond, dat er steeds meer stikstof in de natuur komt. De schuldvraag, over hoe dat dan komt en wie/wat daarvoor zorgt, daar hebben wij als boswachters te weinig kennis voor om te beantwoorden. Dat ligt bij de wetenschap.”

Oprukken

Van het bevoegd gezag, bijvoorbeeld de provincie Zuid-Holland, krijgen natuurorganisaties bepaalde natuurgebieden in hun beheer. Daarbij wordt getypeerd welk soort gebied het betreft. De boswachter somt diverse gebieden op. “Die gebieden moeten dan op een bepaalde manier beheerd worden. Dat doet Staatsbosbeheer. De kosten die wij maken voor het beheer, worden voor een deel vergoed door de overheid, de rest is voor onze eigen rekening.”

“Als Staatsbosbeheer concluderen we dat we steeds meer aan maaibeheer moeten doen. Het lukt niet meer zoals we het pak ‘em beet tien jaar terug deden. Er zijn plekken waar we vroeger één keer per jaar maaiden en dan het maaisel gewoon lieten liggen. Nu moeten we daar twee keer per jaar maaien, en het maaisel afvoeren om de stikstof die daarin opgeslagen zit uit het systeem te krijgen.” Het maaien is nodig om verruiging tegen te gaan. Dat zit zo, vertelt Van Loon. “Stikstof maakt de bodem voedingsrijk. Bepaalde soorten profiteren daar bovenmatig van. Dan gaat het bijvoorbeeld om brandnetel, distel, braam en diverse grassen. Die overwoekeren dan de rest, waardoor er een monotoon landschap ontstaat. Aan de randen van de Grevelingen zie ik bijvoorbeeld de kruipwilg steeds verder oprukken. En zolang de stikstofdeken neer blijft dalen, is maaien toch een beetje dweilen met kraan open. Het helpt op de korte termijn, maar het lost het probleem niet op.”

Vijf jaar

Waar eerst een rijk en divers gebied was, wordt dat door de verhoogde stikstofuitstoot teruggebracht naar een handjevol soorten die alles overheersen. Daar houdt het niet mee op. “Want daardoor komen er ook minder insecten in zo’n gebied, waardoor er weer minder vogels komen enzovoorts. Uiteindelijk raak je zo het hele systeem kwijt.” De problematiek is volgens Van Loon niet iets van de laatste jaren. “We zien de hoeveelheid stikstof in natuurgebieden al decennialang toenemen. Dat is niet alleen zo voor Goeree-Overflakkee, het is een landelijke trend.”

“Enerzijds is er de afgelopen jaren bezuinigd op (goed) natuurbeheer, bijvoorbeeld binnen de realisatie van Natuurnetwerk Nederland. Dat was vroeger de Ecologische Hulpstructuur; het aan elkaar koppelen van natuurgebieden en zo een samenhangend netwerk van natuurgebieden creëren. Anderzijds zie je dat de stikstofuitstoot steeds meer en meer toeneemt.” Als Staatsbosbeheer morgen zou stoppen met het plegen van onderhoud, hoelang duurt het dan tot het zojuist genoemde handjevol soorten de overhand hebben genomen? Daar moet Van Loon even over nadenken. “Maximaal vijf jaar. Voor sommige gebieden zal het zelfs binnen een paar jaar zijn. Dan is het hele landschap veranderd.”

Oer-natuur

Is dat dan niet gewoon natuur? “Nou, de huidige hoeveelheid stikstofuitstoot is niet natuurlijk. Dat stoten wij mensen uit. Menselijk ingrijpen op de natuur is nu niet weg te denken. Er komen wel eens mensen in het bos hierachter”, zegt de boswachter, al wijzend naar de bomen aan de horizon. “Dat is ‘spontaan’ ontstaan nadat in 1971 de Brouwersdam aangelegd en qua beheer is daar sindsdien vrijwel niets aan gebeurd. ‘Dit is nou echt oer-natuur’, hoor ik dan. Maar wat vergeten wordt, is dat het enkel zo kan omdat de Brouwersdam is aangelegd. Dat is dus ook menselijk ingrijpen in de natuur. Daar kunnen we niet omheen.” (Tekst loopt door onder de foto)


Duinparelmoervlinder (Foto: Lida Hellingman Soeting).

Hij voert het gedachte-experiment van zojuist nog een stapje verder: “Als we als Staatsbosbeheer niets beheren, worden alle natuurgebieden – behalve de stranden misschien – bos. Alle velden groeien langzaam dicht. Dat begint met die grassen en struiken die de rest van de flora verdringen. Dan komt er hier en daar een boompje op, en zo rukt het bos dan steeds verder op. Dan zeggen mensen wellicht: maar bos is toch ook mooi? Zeker, maar niet voor overal. Het zou zonde zijn als bijzondere en in Nederland zeldzame natuurgebieden, zoals de gorzen en slikken, verloren gaan. Bovendien heeft ook onze fauna een divers leefgebied nodig. Denk bijvoorbeeld aan weidevogels.”

Kruidenrijk grasland

Het proces van verruiging gaat niet in elk natuurgebied even snel. “In bossen zul je gevolgen veel minder snel merken. De grasachtigen hebben daar concurrentie van de bomen. Veel dorpen op het eiland hebben een dorpsbos, daar zullen de gevolgen waarschijnlijk niet zo snel merkbaar zijn. Maar in kruidenrijk grasland kan het snel gaan. Denk aan de Vliegers, of aan de gorzen en slikken rondom het eiland.” De Slikken van Flakkee, de locatie van het interview, zijn geen uitzondering: “Dit was een relatief schraal gebied. Maar door stikstof gaan de bepaalde grassen hier flink groeien.” Recent is er daarom gemaaid. Er liggen een aantal forse hopen maaisel te wachten om afgevoerd te worden. Als het kan gaat dat als hooi naar de boeren, of het wordt gebruikt in een bio-vergister.

Recent verschenen er nieuwsberichten dat er groot onderhoud komt aan diverse bloemendijken op het eiland. “Om te voorkomen dat het daar overal verruigt, zullen we groot onderhoud moeten plegen. Anders verdwijnen soorten die we er graag willen hebben, zoals knoopkruid en ratelaar. Terwijl het juist onze opdracht is om die in dat specifieke gebied te faciliteren.” Ook op de Hellegatsplaten moet Staatsbosbeheer binnenkort aan de slag. De parnassia ondervindt daar ook hinder van concurrerende grassen en struikgewassen.

Soortenrijkdom

Hoe groot is het probleem eigenlijk? “Het directe, concrete probleem is dat het onderhoud van natuurgebieden steeds meer geld kost. Er moeten namelijk meer en zwaardere machines komen. De komende tijd staan er nog een aantal werkzaamheden in natuurgebieden op het programma. Mensen zullen dus soms zwaardere machines en soms andere werkzaamheden zien dan ze gewend waren in dat gebied. Maar het eigenlijke probleem is dat we met elkaar die soortenrijkdom graag willen behouden. Het is echter de vraag hoe lang we dat nog zo vol kunnen houden. Want er moeten steeds ingrijpendere maatregelen worden genomen – zoals het afzuigen na het maaien, zodat alles wordt opgeruimd. Zulke ingrepen hebben ook negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld het insectenleven.” (Tekst loopt door onder de foto)


Duinviooltje (Foto: Geurt Besselink).

Wat is er dan nu volgens Staatsbosbeheer nodig? “Een goede afstemming met alle partijen. Dat we om tafel gaan en met elkaar komen tot een gedegen stikstofaanpak.” Dan toch nog een laatste politieke vraag. Staan de natuurorganisaties in de stikstofdicussie lijnrecht tegenover de boeren? “Zo wordt het vaak gebracht, alsof het een confrontatie is. Hier op Flakkee merk ik daar gelukkig weinig van. Integendeel: we werken juist op veel fronten samen met boeren. Ons hooi gaat naar agrariërs, boeren helpen mee in het natuurbeheer en we (ver)pachten grond van elkaar. Ik hoop ook dat de samenwerking zo blijft.”

“Dweilen met de kraan open”

Namens Natuurmonumenten licht boswachter Chantal van Burg iets toe over stikstofproblematiek in natuurgebieden, met name de duinen. “Want die lijden in ons beheergebied het meest onder de stikstofdepositie. Voor de duinen geldt dat de meeste stikstof afkomstig is van het scheepvaartverkeer, maar ook andere sectoren zijn daar debet aan. Stikstof die neerslaat, zorgt voor extra plantgroei, met name voor soorten als braam en brandnetel. Andere soorten, kenmerkend voor duingebieden, zoals het geelhartje en het geelwalstro, komen dan in de verdrukking. Als je dan niets doet, groeit het gebied dicht en wordt het uiteindelijk bos.” Met iets van een knipoog: “En wij willen geen Veluwe op de kop van Goeree-Overflakkee.”

“Voor ons is stikstofdepositie niets nieuws, we zijn al jaren met deze thematiek bezig. Door het PAS (Programma Aanpak Stikstof, red) kwam er extra geld beschikbaar om intensief beheer toe te passen. Voor omwonenden en recreanten kan dat best even slikken zijn, als ze de zwaardere machines in het gebied zien. Die schrapen de bovenste laag grond af, want die is het meest voedingsrijk geworden door stikstof.” De problematiek vraagt volgens Van Burg niet alleen meer geld, maar zorgt ook voor meer werk voor natuurorganisaties. “En uitleg aan mensen, over waarom we deze ingrepen in de natuur doen.”

Duinparelmoervlinder

Want de biodiversiteit in natuurgebieden gaat achteruit, zien ze bij Natuurmonumenten. “Je merkt dat aan het verdwijnen van rode-lijstsoorten. De roodborsttapuit of de zomertortel kwamen hier vroeger volop voor. Nu zijn er nog maar enkele tot tientallen. Ook konijnen zag je vroeger veel meer in de duinen. Die hebben we hard nodig om de duingraslanden kort en vol kleine stuifplekjes te houden. Maar ze vechten nu tegen de bierkaai, of liever gezegd, tegen het struweel.” (Tekst loopt door onder de foto)


Tapuit (Foto: Corine Bliek).

Zijn er ook soorten die (bijna) verdwenen zijn door de verruiging als gevolg van stikstof? “In Voornes Duin, het duingebied bij Rockanje, liet de zandhagedis zich veel zien. Tegenwoordig zien mijn collega’s ze daar nog maar zelden. Dat komt omdat er steeds minder open plekken, het leefgebied van de zandhagedis, te vinden zijn door de oprukkende vegetatie.” Een voorbeeld op het eiland, in de Duinen van Goeree, is de duinparelmoervlinder. Die heeft het duinviooltje nodig. “Beide hebben we hier nog wel, maar niet meer in de grote aantallen van vroeger.” En ten slotte noemt ze het voorbeeld van de tapuit. “Die zoekt insecten in het korte duingras, en hun broedplek vinden ze in duinholen. Maar dan moeten er wel open plekken in het duinlandschap zijn.”

Integrale aanpak

Ze is het met haar collega Piet van Loon (Staatsbosbeheer, zie hiernaast) eens dat het nu dweilen is met de kraan open. “We moeten kijken naar een grote, integrale aanpak. Naast stikstof moeten we ook thema’s als droogte, klimaatverandering en waterkwaliteit- en kwantiteit meenemen. En niet alleen vanuit ieders eigen belang, maar gezamenlijk als consument, agrariër, bedrijfsleven, overheid en natuurbeschermer. We mogen trots zijn op Goeree-Overflakkee, met haar weidse en open karakter. Laten we dat behouden voor nu en voor de toekomst.”

Uit de krant