Mijn genade is u genoeg

Algemeen 432 keer gelezen

En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg (2 Kor. 12:9a)

Onze tekst is "in". Bij allerlei gelegenheden en omstandigheden sieren deze woorden de gebeurtenis: bij trouw en rouw, bij afscheid en jubileum, bij ziekte en herstel en vele andere gelegenheden wordt deze tekst gebruikt of… misbruikt soms? Waarom ik dit schrijf, zal ik duidelijk maken. Bij de vele malen dat men de zin: "Mijn genade is u genoeg" lezen kan, zult u het eerste van de tekst: "En Hij heeft tot mij gezegd" tevergeefs zoeken. Wat ik hiermee duidelijk wil maken is, dat de genade waarvan hier zo heerlijk sprake is, vaak niet persoonlijk is en wordt doorleefd. Het klinkt zo goed en je kunt het als een vrome versiering overal op plakken.
Hoe ligt dat nu bij de apostel Paulus, de man die ons deze woorden meedeelt? Wel, hij ondervindt in de gemeente te Korinthe, die hij heeft gesticht, veel tegenwerking van anderen die na hem gekomen zijn. Apostelen, noemen zij zich en ze hebben het bijzonder met zichzelf getroffen. Ze zijn naar eigen zeggen heel wat meer mans dan hij die hun voorging, de apostel Paulus, die in hun ogen maar een schamel evangelie heeft gebracht. Als je hen volgt en naar hun woorden luistert, kun je tenminste nog iets en word je iets. In ieder geval ben je dan niet meer zoals Paulus "ik ellendig mens" en hoef je dus ook niet meer te vragen "wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?" (Rom. 7:24). Deze lieden, die alzo spreken, zegt de apostel, zijn valse dienaars. Zij roemen wel, maar niet in het kruis van Christus, doch in hun eigen vlees. Om de gemeente van Korinthe tegen deze valse "broeders", die zo hoog van eigen kennen en kunnen opgeven en een ander evangelie brengen dan hij te waarschuwen, herinnert Paulus de Korinthieërs eraan van wie zij het evangelie van Christus' lijden en opstanding het eerst gehoord hebben, namelijk van een man die ook van bijzondere Godsopenbaringen spreken kan, maar dit niet doet daar anders de aandacht op hemzelf zou vallen in plaats van op die Ene Die om hun en om Paulus' zonden Zich heeft doodgeliefd aan het kruis.
Is Paulus dan beter dan zij? Geenszins, maar God is beter voor hem, want, opdat hij zich "door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen" (vers 7) is hem gegeven een scherpe doorn (eigenlijk staat er in de grondtekst: paal) in het vlees.
Moet u zich eens voorstellen, dat je met een paal in je lichaam moet rondlopen. Wanneer we een splinter in onze vinger hebben laten we die zo snel mogelijk verwijderen, immers wat kan die een pijn en een last veroorzaken. Laat staan een paal! We moeten hierbij denken aan een kruispaal, een hout waaraan je hangen en uiteindelijk sterven moet, namelijk sterven aan jezelf, om het leven te vinden in een ander en wel in dé Ander, Jezus Christus.
Er is heel veel over gedacht en geschreven wat die scherpe doorn, waarvan de apostel hier spreekt, toch wel geweest zou zijn. De een zegt: hij was klein van stuk; en een ander: zijn rede was verachtelijk, omdat hij niet zo welsprekend was en een derde noemt weer een andere mogelijke oorzaak. De Bijbel zegt ons niet zo duidelijk wat die doorn dan toch wel geweest is, maar toch vermeldt de Heilige Schrift wel, dat het een engel des satans is, die hem met vuisten slaat. Waar zou de satan de apostel meer pijn mee kunnen doen dan met dat wat hij in het verleden geweest is, namelijk een vervolger van de gemeente Gods? Spreekt Paulus daar ook zelf niet over als hij zegt de minste der apostelen te zijn, ja zelfs niet waard een apostel genaamde te worden? (1 Kor. 15:9). Stel je voor dat er toen in de gemeente van Jeruzalem werd afgekondigd dat D.V. de volgende week Paulus, de vroegere Saulus van Tarsis, de voorganger zal zijn. "Dan blijf ik thuis" zegt een weduwe wier man in de tijd dat Saulus als een briesende leeuw rondging om de gemeente te vervolgen door zijn toedoen omgekomen is. Hoor Paulus bidden: Heere! neem het toch weg! Gij hebt het mij toch vergeven, mijn schuld verzoend en mij in de vrijheid der kinderen Gods gesteld. Waarom dan nog steeds die vijand, die engel des satans, die maar niet aflaat om mij steeds aan mijn verleden te herinneren?
Zo moeten wij ons voorstellen dat de apostel geworsteld heeft aan de troon van Gods genade, opdat die scherpe doorn, die maar niet ophield hem te steken, die paal die hem hinderde om het evangelie vrij en onverhinderd te verkondigen, zou worden weggenomen. Zo U dit wegneemt o almachtige Koning en Heere, dan kan ik veel beter dienen dan dat ik dat nu, met die paal die zo hindert, doen kan.
En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg. Wat deze woorden voor Paulus, voor u, jou en mij inhouden: daarover hoop ik bij leven en welzijn volgende week te schrijven.

Ds. C. Oorschot, Stellendam

Uit de krant