De Tieselenswaard in 1565 gereconstrueerd door Nicolaes Diert.
De Tieselenswaard in 1565 gereconstrueerd door Nicolaes Diert. Foto: Adri van der Laan

'Vroegindeweij', herkomst en betekenis van een naam (deel 1)

Van de heer Vroegindeweij uit Ulft ontvingen we een artikel over zijn onderzoek naar de herkomst van de familienaam Vroegindeweij. Omdat op het eiland de naam Vroegindeweij meermalen voor komt plaatsen we dit artikel.

Eventuele reactie kunnen gericht worden aan:

W.E. Vroegindeweij
Mezenpad 48
7071 JR Ulft
Email: eri-willem@planet.nl

De herkomst van een naam familienaam of plaatsnaam - proberen vast te stellen is een hachelijke onderneming: woorden veranderen soms sterk van vorm en inhoud, waardoor begrippen later niet meer juist worden herkend.

Het lijkt voor de hand liggend de familienaam 'Vroegindeweij' te verklaren vanuit de samenstellende delen 'bijtijds, 's morgens vroeg, in het weiland (aanwezig)', zoals ook Frans de Brandere in zijn Woordenboek van Zeeuwse familienamen [1] doet. Hij geeft de uitleg "Belgisch-Nederlands voor 'iemand die vroeg opstaat' ". Natuurlijk zou het in oorsprong een bijnaam of een schimpnaam kunnen zijn. Het is het moeilijk aan te tonen dat deze opvatting onjuist is, maar mooiklinkende uitleg is vaak het product van volksetymologische dwalingen of het resultaat van ver gezochte of juist te simpele verklaringen voor niet langer juist begrepen woorden. De Brandere geeft hiervan enkele treffende voorbeelden in zijn inleiding. Een kleine overdosis aan simpliciteit zou ook de uitleg van de naam 'Vroegindeweij' kunnen aankleven.

Ik wil, zonder diepgaande bewijzen overigens, een andere hypothese voor de verklaring van onze familienaam naar voren brengen of, op z'n minst, de al te gemakkelijke verklaring in twijfel trekken.

Voor de gewone man begint een specifieke familienaam voor de aanduiding van een persoon op z'n vroegst pas te ontstaan in de late XVe eeuw of in de eerste helft van de XVIe eeuw en wordt die gedurende enkele generaties vooralsnog sporadisch gehanteerd in de omgangstaal. Vóór die tijd kreeg een persoon een roepnaam met als toevoeging een combinatie van (meestal) de naam van de vader met het achtervoegsel '~zn' of '~dr'., zoon of dochter van ~. Als aanleiding voor de invoering van de familienaam worden vaak bevolkingstoename en migratie genoemd.
Dit gebeurde ook in onze stamreeks: de vadersnamen 'Damisse' en 'Claesse' verdwijnen, de genoteerde naam 'Vrough inde Weij' verschijnt en … misschien niet zonder een zekere achtergrond. Het proces voltrekt zich omstreeks 1600 of kort daarvoor.
En het naamkundig verschijnsel is niet de enige verandering op taalkundig gebied in die roerige XVe eeuw; ook de taal zelf verandert sterk. Een opvallend groot aantal tot in de XIIIe eeuw actief gebruikte woorden blijkt in onbruik te zijn geraakt.

In de aanvankelijke schrijfwijze onderscheidt men exact de drie delen die nadere aandacht vragen: 'vrough', 'inde', en 'weij'. Ik probeer voor elk naamsdeel een alternatieve betekenis te opperen die zonder bezwaar de laatmiddeleeuwse mens erin gevoeld zou kunnen hebben [2].

'vrough'

De oervorm van het woord wordt gevonden in het Oudnederlandse 'fruo' [vóór 1200]. In het Middelnederlands [1200-1500] bestonden er twee vormen 'vroe' en 'vroech', de laatste kwam in de XIIIe eeuw voornamelijk voor in Brabant en Limburg [3] met veel verschillend geschreven nevenvormen. Het woord gold uitsluitend als bijwoord met als enige betekenis 's morgens vroeg', 'bijtijds' noch kende het enige verbuigingsvorm op '-er' of '-st'.
Vermoedelijk is in het Middelnederlands [1200-1500] de behoefte ontstaan aan een ruimere uitdrukkingsmogelijkheid voor 'vroe' in de weergave van tijd; daarbij heeft 'vroe' in ongewijzigde vorm een synonymie ontwikkeld met het in Westgermaanse dialecten voorkomende 'êr' (Duits 'eher' en ook in het Nederlandse 'eergisteren'). Dat woord had een betekenisverschuiving ondergaan van oorspronkelijk 'vroeg op de dag' naar het specifiekere 'voordien' [4]. Op dezelfde wijze moet het woord 'vroe' naast de aanvankelijke betekenis 'bijtijds' de connotatie 'eertijds' hebben ontwikkeld. De woordvorm 'vroeger' is pas van latere datum.
Ik neem dus aan dat 'eertijds', 'voorheen' een aanvaarde tweede interpretatie is van het vóór-XVe-eeuwse 'vroe'. Waartoe deze hypothese zinvol is, hangt ervanaf van welke betekenis men toekent aan 'inde' en 'weij', en die laatste kan dan niet langer simpelweg synoniem aan het moderne 'weide' zijn.

'inde'

Het voorzetsel 'in' komt in alle Oudgermaanse talen voor met betrekking tot begrippen als ruimte, tijd en richting met betekenissen als 'in', 'naar', 'te'. In het Westgermaanse taalgebied, o.a. het Oudduits, het Nederduits en het Oudnederlands [vóór 1200] ontstaat een parallelle vorm 'inne' [5]. In de taalfase ná het Middelnederlands [1200-1500] herkende men deze vorm steeds minder: men ging de vorm beschouwen als een afgevlakte uitspraak van 'inde'. Er bestond immers ook een gelijkwaardig paar 'ende' naast 'en' [voegwoord].
'Inde' was oorspronkelijk dan ook niet de samentrekking van 'in' met 'de' [lidwoord], zoals men dat later, maar al vóór 1600, is gaan aanvoelen. Het Middelnederlands [1200-1500] kende geen lidwoord; de verwarring ontstond aan het einde van de XVe eeuw toen het lidwoord zijn intrede in de taal had gedaan.
Ik stel dat hypercorrectie van het onbegrepen 'inne' zorgde voor de nettere vorm 'in'+'de': Voorafgaand aan het zelfstandig naamwoord 'weide' diende een lidwoord te staan, zal men geredeneerd hebben. Niemand zal zich hebben afgevraagd of dat lidwoord 'de' er eigenlijk wel hoorde te staan. De oorzaak dáárvan ligt dan weer in het feit dat ook het woord 'weij' niet meer correct begrepen werd.

'weij'

De grondbetekenis van het woord 'weide' is 'voedsel' of 'plaats waar men voedsel zoekt'. Het Middelnederlandse 'weide', 'wei' - Middeleeuws Vlaams 'wede', 'wee', wordt wel in verband gebracht met een verondersteld Indoeuropees stamwoord *'waithio' dat 'jacht', 'vangst' of 'visvangst' betekend zou hebben. Hoe dat ook zij, in vele Westgermaanse dialecten is het een gebruikelijke landbouwterm gebleven.
Er is echter een homoniem dat (mogelijk eerder) in aanmerking komt voor de authentieke betekenis van 'weij' in onze naam, namelijk het Middelnederlandse 'wede' - Oostmiddelnederlands 'wide', Middelnederduits '' wedde', 'wede', 'wide.' - met de betekenis 'primitief moerasbos', 'drassig land met twijgachtige opslag' [6] , denk aan, bij voorbeeld, griendgewas als biezen of wilgentenen [7]. Deze betekenis 'wede' treft men waarschijnlijk ook aan in de riviernaam 'De Merwede', 'water met oevers van moerasbos'.

Ik heb een voorkeur voor deze laatste verklaring van de grondbetekenis van 'weij'. Het woord 'weij' - de schrijfwijze met een '-ij' of '-y' wijst op de uitspraak van een lange /ee/ door de weggevallen -d- in het woord 'wide' / 'wede' - moet in de Middeleeuwen tot ±1200 een gangbaar begrip zijn geweest. De toponymie van het laaggelegen deel van Zuid-Holland levert daarvoor voldoende bewijs.

In 1565 reconstrueerde Nicolaes Diert, op grond van overleveringen en herinneringen, een kaart [8] van de rivierenloop rond Dordrecht in de XIIIe eeuw. Hij vermeldt ten zuidwesten van de stad een vestiging Wey [9]. De ligging ervan aan de rand van een stuk drooggelegd land, de toenmalige Tieselenswaard [10] , klopt perfect met de taalkundige verklaring van de naam. (Zie kaart bij dit artikel)

Het land is in later tijden volledig verzwolgen door het water, maar gedurende de gehele XVe en XVIe eeuw moet de herinnering aan de vroegere bewoning zijn blijven bestaan; er bestaan meerdere verslagen van hetgeen van generatie op generatie werd doorverteld [11].

Verder is een kaart bewaard gebleven van 'De verdronke Zuid-hollandse Waard, geschetst naar een overoude schilderije' door Cornelis van Alkemade rond 1700. Ook die kaart toont, op een stukje nog net droog land, de kerk van 'Die Wee' [12]. (Zie bijgaande kaart)


[1] te raadplegen via www.naamkunde.net .[2] een overzicht van de geraadpleegde etymologische woordenboeken verschijnt in www.etymologiebank.nl na het intypen van de zoekwoorden 'vroeg', 'in', en 'wei'.[3] M. Philippa, Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 2009.[4] N. van Wijk, Frank's Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal (1912) 1971.[5] M. Philippa, Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, 2009.[6] J. de Vries, Nederlands Etymologisch Woordenboek, 1971[7] In het moderne Duits zijn de beide woordstammen gescheiden woorden gebleven: 1. Wiese en 2. Weiden- [ in Weidenbusch, Weidengeflecht, e.a. .[8] W. van Wijk, Historische Atlas van de Biesbosch, 2012[9] De kaart geeft de situatie weer van vóór de aanleg van de Groote of Zuidhollandse Waard die werd verzwolgen tijdens de Sinte-Elisabethsvloed van 1421 en vloeden daarna, waarbij grofweg een gebied verdween tussen Geertruidenberg, Dordrecht en Maasdam.[10] Hoofdplaats van deze polder was Tiesselenskerke, 't IJssellands kerkje. 'IJssel' betekent oorspronkelijk 'door water omgeven gebied' vgl. IJsland, Reisel (F) = Lille (F) [ter IJssel = à l'Isle], en het Nederlandse 'eiland'.[11] R. Benschop e.a., Historische Atlas van Dordrecht, 2013, p.15 en G. Renting, Verdronken Land, Herwonnen Land, 1993, p.38 , https://nl.wikipedia.org/wiki/Beatrix_de_Rijke .[12] R. Benschop e.a., Historische Atlas van Dordrecht, 2013, p.14 .

De verdronke Zuid-hollandse Waard, geschetst door Cornelis van Alkemade.