Veranderen

Mattheus 18: 3. Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.

Hier zijn de discipelen aan het discussiëren over wie van hen de belangrijkste was. De Heere Jezus reageert door te zeggen dat wanneer zij zich niet veranderen en worden als de kinderen, zo zullen zij het Koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan. Het is een feit dat de meeste mensen denken dat ze naar de hemel zullen gaan. Ten diepste gelooft een mens niet dat hij verloren zal gaan. Hij denkt: het komt toch wel goed met me. Maar de Heere Jezus zegt, dat om de hemel binnen te gaan een mens in dit leven veranderd moet worden.
En hier spreekt de Heere Jezus over de hoofden van de discipelen tot ons. De Heere ziet de trotsheid en de hoogmoed van de discipelen en hoe zij ernaar jagen om ten koste van de ander de belangrijkste plaats te willen innemen. De Heere Jezus zegt: dit is kwaad en tenzij gij u verandert ge kunt het Koninkrijk niet binnengaan.
Het is een heel ontdekkend woord. Hoeveel zijn er niet die de beste willen zijn en zichzelf heel belangrijk vinden. Zij hebben gaven en vinden zichzelf beter dan een ander. Maar dan zegt de Heere tegen ons: als u niet anders wordt, kunt u niet behouden worden.
De verandering waar de Heere Jezus op wijst is de wedergeboorte. Dat moet gebeuren in elk mensenleven. Daarnaast kunnen we ook denken aan een voortgaande bekering. We willen geloven dat de discipelen toen al ware genade kenden, maar het was nog niet goed met hen. Ze moesten bekeerd worden van hun hoogmoed en trotsheid. Van nature zijn we allemaal trots en hoogmoedig. We moeten een andere instelling krijgen. We moeten een nieuw hart ontvangen. Wij moeten bekeerd worden van onze trotsheid. Wij moeten wedergeboren worden.

Hoe vindt die verandering plaats? Dat vindt plaats door de kracht van de Heilige Geest. Hij komt in het hart en ontdekt de mens aan zijn zelfzucht en egoïsme. De Geest van God laat zien dat het zondig is om jezelf naar voren te willen schuiven en dat het kwaad is, het zo goed getroffen te hebben met jezelf. Gods Geest leert zien dat wij onszelf bedoelen en niet God. Het is een vorm van afgoderij. Het is kwaad in de ogen van de Heere en daar behoort een mens zich over te schamen.

Het is ook een feit in het leven van Gods kinderen, dat de Heere hun leven kan leiden op zo'n manier dat hun positie weggenomen wordt en dat zij door moeiten heengaan, opdat zij klein leren denken van zichzelf. Soms moet de Heere Zijn kinderen vernederen om hen ootmoed en nederigheid te leren. Zo hebben wij het allemaal nodig om de Heere te vragen om ontdekkend licht. Wij behoren met Jeremia te vragen: Bekeer mij zo zal ik bekeerd zijn. We behoren te belijden voor God, dat wij van Boven geboren moeten worden, door de kracht van Gods Geest.

Laten wij goed stilstaan bij deze tekst: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Zonder bekering is er geen zaligheid. Uit onszelf hebben wij geen liefde tot God en geen waar geloof. Van nature vrezen wij God niet. Uit onszelf zijn wij niet geschikt om bij God te leven. Wij moeten vernieuwd worden. Dit is het nu wat de Heere wil schenken in het leven. Hoe kunt u nu bij uzelf nagaan of u vernieuwd bent? Zijn wij al afhankelijk geworden en nederig als de kinderen? Hebben wij geleerd om voor onze zaligheid te vertrouwen op de Heere Jezus alleen? Dat wordt geleerd langs die weg van wedergeboorte. De Heere is gewillig ons te geven wat wij niet hebben, wanneer wij Hem vragen.

DS G.R. PROCEE