John Knox - De hervormer van Schotland (43)

De jonge dominee geeft als tekst op: 1 Korinthe 2 vers 1 en 2: 'En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis Gods. Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.'
Over deze tekst begint de predikant van St. Andrews te preken. Heel duidelijk stelt hij zijn hoorders voor ogen het verschil tussen de leer van de Roomse kerk en die van de kerk van de Hervorming. 'Alleen Jezus Christus is onze Zaligmaker', zegt hij 'vergeet dat nooit. Geen aflaat, geen heiligen, geen goede werken kunnen ons redden, maar alleen het bloed van de Heere Jezus. Om Zijnentwil wil God ons onze zonden vergeven, volkomen. Daar kunnen en daar mogen wij zelf niets bij doen. De Bijbel wijst ons de weg der zaligheid en de Bijbel alleen. Als wij de Bijbel lezen, wil God met Zijn Heilige Geest in ons hart werken, zodat we verstaan wat Hij ons te zeggen heeft.'
Het wordt een lange preek, maar de mensen vervelen zich geen ogenblik. Ze zitten met ingehouden adem te luisteren en James en Roger, die twee oude mannen, knikken nu en dan naar elkaar alsof ze zeggen willen: Wat zegt hij dat mooi.

Na de dienst is het huisje van James Clipton stampvol. De oude man stond erop dat de vrienden bij hem nog eens bij elkaar zouden komen om oude herinneringen op te halen.
Daar zit de predikant van St. Andrews met zijn beide ouders. Dominee Knox is er ook en Roger, de linnenwever. Hij is in het rijtuig van sir Mac Tomkins meegekomen.
Ralph wilde met zijn vrouw naar huis gaan. Bij zoveel voorname mensen voelde hij zich niet op zijn gemak. Maar daarvan wilde de jonge dominee niets weten.
'Jij gaat mee, Balfour', had hij gezegd. 'Je bent toch niet vergeten, dat ik bij jou ondergedoken was? Kom, Pim, jij moet ook mee!'
Maar Pim bedankte, want hij moest nodig de koeien gaan verzorgen.

Er is al veel gepraat, maar Ralph heeft nog geen woord gezegd. Hij zit maar stil te luisteren. Dan zegt de jonge dominee ineens: 'Kom, Balfour, we hebben jouw stem nog niet gehoord. Moet jij ook niet eens wat zeggen?'
'Och dominee', begint Ralph, 'ik luister liever. Ik ben geen man van het woord. Maar als u erop staat, zal ik wat zeggen. Ik zat net te denken dat Gods wegen zo wonderlijk zijn en dat kleine dingen soms zulke grote gevolgen kunnen hebben. Dat hebben wij allemaal ondervonden. Maar u ook, dominee Mac Tomkins. Weet u nog van die donkere avond, toen die nijdige stier op u afkwam? Dominee Knox heeft u toen het leven gered. Maar die kleinigheid is toch het begin geweest van wat wij vandaag beleven.'
Daarover is iedereen het eens. Die ontmoeting was het begin. 'Ralph heeft helemaal gelijk', begint nu John Knox. 'Wij letten er vaak veel te weinig op. En toch vermaant de Schrift ons, dat we de dag der kleine dingen niet moeten verachten. Doordat nummer 28 op de galei stierf, de goede man, die altijd verlangde naar het betere Vaderland, kwam ik op zijn plaats te zitten, naast jou, Ralph. Een klein voorval, zouden we zeggen. Van geen betekenis. En toch, wat heeft dat niet geleid tot iets groots!'
'Houd maar op, dominee, houd maar op', zegt Ralph. 'Als ik daaraan denk, lopen mij de tranen over de wangen van dankbaarheid.'
'Laten we nog een lied zingen, broeders en zusters', zegt Knox.
Dan zingen allen het oude Engelse lied:

De Heer zal mij een toevlucht zijn,
Tot troost wil Hij mij wezen.
Mijn pad zij donker; Hij geeft licht
Dies heb ik niets te vrezen.
Zijt Gij nabij, dan vrees ik niet,
Omringt mij hel en dood,
Want Gij drijft elke vijand weg.
Uw Naam alleen is groot.

Na het zingen spreekt John Knox een dankgebed uit en daarna gaat ieder naar huis.

John Knox' laatste jaren

Midden in Edinburgh staat een grote kerk, de St. Giles' kathedraal. Het is zondag en veel mensen lopen de kerk binnen. Er zijn heel eenvoudige mensen, maar ook rijke mensen bij. Die laatste groep draagt mooie kleren. Onder de kerkgangers zijn ook nieuwsgierige Roomse mensen. Sommigen van hen kunnen niet verdragen dat aan hun wereldse feesten een eind is gekomen door de strenge tucht die dominee Knox heeft ingevoerd. Ze willen in een goed blaadje komen bij koningin Mary Stuart, die op achttienjarige leeftijd uit Frankrijk naar Schotland is teruggekeerd.
De koningin was getrouwd met de Franse koning, Frans II, maar nu zij weduwe geworden is, is zij naar haar vaderland teruggekeerd. Mary Stuart is katholiek gebleven en ze heeft er moeite mee dat haar Schotland protestants geworden is.
De Schotse edelen zijn aardig tegen haar. Ze laten toe dat ze in haar paleis de mis laat bedienen en zeggen: 'Dat moet ze toch zelf weten? Niemand heeft er last van zolang ze dat in het paleis doet. Laten we toegeeflijk zijn, dan zal zij ons ook mild behandelen en hopelijk wordt ze ooit protestant.'
Dominee Knox heeft ook gehoord wat er in haar paleis in Edinburgh plaatsvindt. En hij is ervan geschrokken.

Ondertussen is de kerk volgestroomd met mensen. John Knox preekt over het Heilig Avondmaal. Hij zegt: 'Het Heilig Avondmaal heeft de Heere Jezus ingesteld in de nacht toen Hij verraden werd. "Doe dat tot Mijn gedachtenis", heeft Hij gezegd. Het brood dat wij breken, wijst ons op de breking van het lichaam van Christus. De wijn op Zijn vergoten bloed. Daardoor is er nog zaligheid mogelijk en wie aan het Avondmaal deelneemt, mag getroost worden dat Jezus voor zijn of haar zonden geleden heeft en gestorven is.