John Knox - De hervormer van Schotland (40)

'Nee, dominee, dat wist ik nog niet. Dat is goed nieuws, moet ik zeggen. En waar beginnen we?'
'In de kerkelijke hoofdstad, St. Andrews.'
Jack kijkt Knox vragend aan.
'Jij zou die preek zeker willen horen, hè?' vraagt de dominee.
'Ja, heel graag, maar ik ben een onderduiker, dus dat zal wel niet gaan.'
'Dat valt nog te bezien. Zeg, William, wat moet jij met Jack?'
'Dat had ik juist aan u willen vragen, dominee. Kijk, ik ben er niet zeker van, dat pater Benedictus hem hier niet zal kunnen vinden. Ik wou hem hier weg hebben. Maar ik weet geen oplossing.'
'Ik denk dat die oplossing gemakkelijk te vinden is', zegt Knox. 'Ben jij onze vriend James vergeten?'
'James Clipton in St. Andrews? Wel, daar zegt u zo wat. Die woont zo eenzaam in het huisje van Ralph. Hij zal best gezelschap kunnen gebruiken.'
'Dat denk ik ook. Over twee dagen reis ik naar St. Andrews. Ik heb daar een belangrijke vergadering en Jack kan met mij meegaan. Het zou zo geregeld kunnen worden dat hij bij Ralph Balfour op de boerderij werkt, want hij kan niet de hele dag in dat boekje zitten lezen. Zo'n jongen moet wat te doen hebben.'
'Een prachtidee, dominee. Wat zeg jij ervan, Jack?'
'Ik vind het fijn. Dan ben ik ook weer wat verder van Perth verwijderd.'

Enkele dagen later levert Roger wat lappen stof af op het kasteel. Hij vraagt Mike of hij mevrouw mag spreken.
Na een praatje over het weefsel vertelt hij dat hij aangehouden werd over Jack. 'Ik had de jongeheer 's morgens op zijn pony door het bos zien rijden', zegt hij.
'Dat klopt', zegt mevrouw Mac Tomkins, 'de pony is later thuisgekomen, maar zonder Jack. Het zo vreselijk, Roger, waar is dat kind nu?'
'Als ik de geruchten geloven mag, mevrouw', zegt Roger, 'is Jack gezond en wel in Edinburgh aangekomen!'
'Wat zeg je daar? Gregory! Gregory.'
'Nee, mevrouw, laat u meneer maar met rust. Ik zal u wel vertellen wat ik weet. Ik ben enkele dagen met mijn ezelwagen op stap geweest. Och, dan kom je overal. Bij de mensen en in de herbergen hoor je nog eens wat. En zo werd mij verteld dat Jack naar Edinburgh is gegaan. Een ander wist weer te vertellen dat hij daar goed en wel is aangekomen en nu bij vrienden verblijft.'
'O Roger, wat ben ik blij. Ik dank de lieve heiligen ...'
'Och mevrouw, die zullen er wel niet veel aan gedaan hebben. Ik dank de Heere, dat Hij Jack bij zijn vlucht heeft bewaard. Nu zal alles wel weer goedkomen. Maar nu moet ik nodig weg, mevrouw!'
En voor mevrouw Mac Tomkins het weet, zit Roger al weer in zijn ezelwagen en rijdt hij het erf af.

Een verboden preek

In het kleine huis van James Clipton zitten de leiders van de Hervorming bij elkaar. Knox is er ook en ergens in een hoekje bij de haard zit Jack. Het is zaterdagavond. Morgen zal Knox in St. Andrews preken en Jack mag met James mee naar de kerk.
'Het is een ongewone tijd, heren', begint Knox, als iedereen zit. 'Het is een ongewone tijd om te vergaderen, maar daarvoor heb ik een ernstige reden. Zoals u weet, zullen we morgen met de openbare prediking beginnen. Dat is al algemeen bekend geworden en ik verwacht dat de kerk morgen goed vol zal zijn.'
'Ja ja, daar kunt u op rekenen, dominee!' wordt er van verschillende kanten geroepen.
'Ik geloof dat ook', gaat John Knox verder, 'maar nu komt er een kink in de kabel. Een uur geleden is er een bode van de aartsbisschop bij me gekomen met een bericht. Hij vertelde mij, dat monseigneur de aartsbisschop zich met honderd soldaten in de stad bevindt. Hij stuurde mij nu de boodschap dat hij mij door zijn soldaten van de kansel in de kathedraal zal laten afschieten als ik het morgen durf te wagen om die te beklimmen!'
'Verschrikkelijk!' wordt er geroepen.
'Maar dan moet dominee niet preken!' roept de oude James Clipton.
'Zeker niet!' wordt er van verschillende kanten geroepen. 'Dat zou God verzoeken zijn!'
En zo wordt besloten dat de preek de volgende dag niet zal doorgaan.
Het is een verstandig besluit, want men kent de geest van de bevolking niet. De heren van de Congregatie, het verbond, hebben slechts een kleine troepenbescherming bij zich en daarmee kunnen zij het nooit opnemen tegen de honderd soldaten van de aartsbisschop. Daarbij komt nog, dat de koningin met haar Franse troepen op vijf uur afstand van de stad staat. Gaat onder deze omstandigheden de preek tóch door, dan zou dat het sein kunnen worden tot een algemeen bloedbad.
Als alle de heren hun mening te kennen gegeven hebben, neemt Knox het woord.
'Mijne heren', zegt hij en zijn stem klinkt zeer vast, 'ik denk er heel anders over dan jullie. Wanneer wij dit grote plan zo vlak van tevoren opgeven, zal het een bewijs van zwakheid zijn, waarvan we de gevolgen niet kunnen overzien. Twaalf jaar geleden', gaat Knox verder, 'lag ik geboeid op een Franse galei. Ik kon toen juist de kathedraal van St. Andrews zien. Zij stond daar in het volle zonlicht en dat leek mij een profetie, dat ook voor haar eens de Zonne der gerechtigheid zou opgaan. Ik heb er toen een voorgevoel van gehad, dat God mij nog eens de gelegenheid zou geven in die kathedraal het Evangelie te verkondigen. Tegen alle verwachtingen in heeft de Heere het nu zó geleid, dat morgen die hoop in vervulling zal gaan. Ik smeek u, beste vrienden, mij nu niet te verhinderen. Zo wordt mijn diepste wens vervuld!'
Een ogenblik blijft het stil.