John Knox - De hervormer van Schotland (39)

De onderduiker

Na een lange reis staat het ezeltje eindelijk stil voor het huis van William Spalding te Edinburgh. Roger springt van de bok en laat de klopper op de voordeur vallen. Er verschijnt een bejaarde man in de deuropening, die vriendelijk vraagt wat hij wil.
'Ben ik hier bij William Spalding?' informeert Roger.
'Jazeker, dat ben je. Waarmee kan ik je van dienst zijn?'
'Kijk eens, meneer', begint de linnenwever, 'u kent mij niet, ik heet Roger Kingley en ik ben een geloofsgenoot van u. Ik kom u een vluchteling brengen, die hier graag wil onderduiken. Kijk, hij zit daar op mijn wagen. Het is nog een jongen, zoals u ziet. Hij is de enige zoon van sir Gregory Mac Tomkins. Kent u zijn vader?'
'Maar beste man', onderbreekt Spalding de woordenstroom van de linnenwever, 'dat is toch geen onderwerp, om hier aan de deur te bespreken? Jullie moeten zo gauw mogelijk binnenkomen. Maar laten we eerst voor de ezel zorgen.'
Hij komt naar buiten en gebaart Roger dat hij hem met ezel en kar volgen moet. Naast het huis is een brede poort. Die gaan ze door en dan komen ze op een ruim erf met een flinke schuur.
'Kijk eens aan', zegt Spalding, 'in de schuur is een stal, daar moet je de ezel maar in zetten. Er ligt nog wel hooi in de ruif. Ik zal intussen wat brood halen, want het beestje zal wel flink honger hebben en moe zijn. Ga jij maar met me mee naar binnen, jongeman!'
Dit laatste is bestemd voor Jack. Zodra de ezel verzorgd is en ze met z'n drieën in de kamer zitten, wil Roger zijn verhaal voortzetten. Maar daar krijgt hij voorlopig nog geen kans voor. Spalding wil eerst dat zijn gasten van het nodige worden voorzien en pas als dat gebeurd is, gaat hij erbij zitten om naar het verhaal van de linnenwever te luisteren.
Roger, die door het flinke maal, het vrolijk brandende vuur en de gemakkelijke stoel waarop hij zit, weer volledig op verhaal is gekomen, vertelt nu uitgebreid wat er met Jack aan de hand is. Hij begint bij de ontmoeting die Jack had met dominee Knox, toen de stier zijn leven bedreigde, en eindigt met een verslag over het bezoek van pater Benedictus.
'Maar de jongen wil beslist niet in een klooster', eindigt hij zijn verhaal. 'Zijn vader heeft hem eens een halve ketter genoemd, maar ik verzeker u, dat hij nu een hele ketter is. Hij komt nu vragen of u hem onderdak wil verschaffen, of hij hier zogezegd mag onderduiken.'
'Natuurlijk mag hij dat', zegt William, 'maar zou de arm van pater Benedictus niet zó lang zijn dat hij tot in Edinburgh reikt?'
'Misschien wel', zucht de linnenwever.
'Je moet niet vergeten, Roger, dat de woede van de geestelijke heren heel groot is na die beeldenstorm te Perth. Ik heb al gehoord dat in vele andere plaatsen hetzelfde gebeurd is als in Perth. Jongen, jongen, Jack, jij hebt wat ontketend met die neus van de heilige Cecilia', zegt hij.
'Het was echt mijn bedoeling niet, meneer Spalding', zegt Jack. 'Ik was alleen maar kwaad op pater Benedictus, omdat hij me die draai om mijn oren gaf.'
Er wordt nog een hele poos gepraat. Jack vertelt over het boekje van dominee Knox, dat hij nog niet eens gelezen heeft en dat zijn vader van hem heeft afgenomen.
'Geen probleem, jongen, ik heb dat boekje ook en je kunt vanavond al beginnen met lezen.'
'Maar ik begrijp niet alles; het is zo moeilijk, meneer Spalding', zegt Jack.
'Wat je niet begrijpt, vraag je maar aan mij, ik zal het je proberen uit te leggen.'
Langzamerhand is het tijd geworden voor Roger om te vertrekken. Spalding wil hem overhalen de nacht bij hem door te brengen, maar daar voelt de linnenwever niet voor.
'Ik ben al veel te ver uit de koers geraakt', zegt hij. 'Al mijn klanten moet ik nog langs en als mijn huisje zo lang gesloten blijft, kan dat weleens verdacht lijken.'
'Ga je nog bij moeder langs, Roger?' vraagt Jack. 'Zij zal zo in angst zitten.'
'Dat beloof ik je, maar ik zal Salomo's wijsheid nodig hebben om het zó te doen dat je vader en moeder niet merken hoe de vork in de steel zit.'
'Daar kun jij best wat op verzinnen, Roger', zegt Jack. 'Jij bent slim genoeg.'
De linnenwever neemt hartelijk afscheid en vertrekt.

Nog diezelfde avond brengt dominee Knox een bezoek bij William Spalding.
'Kom binnen, dominee', lacht William. 'Er zit een oude bekende op u te wachten. Hij is op het ogenblik verdiept in uw boekje Vermaning aan de christenen.'
Knox moet zich toch eerst de ogen eens uitwrijven, als hij Jack daar ziet zitten. Wie hij ook verwacht had te zullen zien, zeker geen jongen van een jaar of veertien. Maar William helpt hem gauw uit de droom. En dan herinnert hij zich weer de logeerpartij bij Mac Tomkins.
'Zo, zo', zegt hij, 'dus jij bent dat brave jongetje dat de beeldenstorm heeft ontketend. Het is fout, Jack, om de beelden en de schilderijen te verwoesten. Nee, nee, ik weet het wel, dat was jouw bedoeling niet. Maar zo moet het niet. Gods Woord zegt: "Niet door kracht of geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden." De Heilige Geest moet de harten van de mensen veranderen. Intussen heb jij ons toch een heel eind op weg geholpen. Heb je al gehoord, William, dat we besloten hebben nu overal de vrije prediking in Schotland in te voeren?'