De betrekkelijkheid van veiligheid

Spreuken 18:10: De Naam van de HEERE is een sterke toren; een rechtvaardige snelt daarheen en wordt in een veilige vesting gezet.

Veiligheid is een onderwerp dat, ook politiek gezien, volop in de belangstelling staat. Met Prinsjesdag hoorden we dat op de begroting voor volgend jaar extra geld gereserveerd is voor veiligheid. Toch is 'veiligheid' een relatief begrip: uiteindelijk is er op aarde niets dat echt veilig is.
Erger nog: we kunnen ons veilig voelen terwijl het helemaal niet veilig is. We kunnen de deuren van ons huis op het nachtslot doen, maar dat wil niet zeggen, dat een inbreker ons huis niet binnen kan komen. We maken we het hem zo wel moeilijker.

Die betrekkelijkheid van veiligheid zien we terug in de geschiedenis: in het oude oosten was een toren een veilige plek om naar toe te vluchten als de vijand eraan kwam. In Richteren 9 kunt u lezen dat de inwoners van de stad Tebez naar de sterke toren in hun stad vluchtten, toen Abimelech hun stad innam. Daar waren ze veilig. In onze tijd is zo'n toren geen veilige, maar juist een heel onveilige plaats: zo'n toren is juist een heel gemakkelijk doelwit geworden.

Wellicht heeft de wijze Spreukendichter Salomo gedacht aan die inname van Tebez, toen hij het schreef: 'De Naam van de HEERE is een sterke toren'. Salomo maakt hier gebruik van een vergelijking: net zoals de inwoners van een stad veilig waren in zo'n sterke toren, is er voor ons ook een plaats waar we ons veilig mogen weten: de Naam van de HEERE.

Toch gaat de vergelijking mank: immers de veiligheid in zo'n sterke toren was slechts relatief, terwijl de veiligheid van de Naam van de HEERE absoluut is. Immers: met de Naam HEERE (met allemaal hoofdletters) openbaarde God Zich aan Mozes bij de brandende braambos en die Naam betekent: Ik BEN, of Ik zal zijn Die Ik zijn zal. De HEERE, dat is de Verbondsgod, Die helemaal is zoals Zijn Naam is. En die God heeft Zich aan ons geopenbaard in Zijn Zoon Jezus Christus, de Rechtvaardige.

Daarom roept Spreukendichter het ons toe: de Naam van de HEERE is een sterke toren. Nu is het in tijden van oorlog, wanneer de bommen vallen, niet genoeg om alleen maar te weten dat er een veilige schuilkelder is. Nee, dan moet je bij het eerste teken van gevaar ook naar die schuilkelder toe rennen en die schuilkelder daadwerkelijk ook binnen gaan. Pas als je in die schuilkelder bent, ben je veilig.

Zo is dat ook hier: Salomo roept het ons midden in ons onrustige en onzekere leven toe: ren snel naar die toren toe, daar alleen ben je echt veilig en geborgen. God is een sterke toren voor allen die gehoor geven aan deze oproep.

Maar… niet iedereen geeft gehoor aan die dringende oproep van de Spreukendichter! Alleen de rechtvaardige snelt daarheen. Deze toevoeging roept op tot zelfonderzoek: ben ik een rechtvaardige? Heeft God mij om Christus' wil rechtvaardig verklaard? Ben ik iemand die het enkel en alleen van de HEERE verwacht?

Maar wie zal van zichzelf durven te zeggen dat hij een rechtvaardige is? Ik heb nog maar weinig mensen ontmoet, die dat van zichzelf durven zeggen. Daarom wijst de Spreukendichter ons op een belangrijke eigenschap van een rechtvaardige: die snelt, anders gezegd: die loopt hard, die rent om zijns levenswil. Wie daarentegen denkt het zelf wel 'voor elkaar te hebben', die blijft zitten, komt niet in beweging, rent niet naar die sterke toren toe.

De Naam van de HEERE is wel een sterke toren, maar die Naam is niet automatisch ook een sterke toren voor mij. Alleen als we door genade geleerd hebben daadwerkelijk tot Hem de toevlucht te nemen, is Hij ook 'uw' sterke toren en maakt u ook gebruik van die toren, hebt u deel aan Gods Naam en bent u veilig, nu en tot in eeuwigheid.

Ds. B. de Borst, Den Bommel