John Knox

De hervormer van Schotland        35

'Zover is het nog niet, sir Mac Tomkins. Stel je voor, dat dit gebeurde, dan zou morgen in heel Schotland de burgeroorlog uitbreken. Je moet die Knox niet uitvlakken. Hij heeft een geweldige invloed op het volk.'
'Dat geloof ik graag. Het spijt me nog altijd, dat ik hem niet gevangengenomen heb, toen hij hier logeerde. Maar ja, gedane zaken nemen geen keer.'
En nu begint Mac Tomkins het verhaal van de stier en de logeerpartij en het wegbrengen van John Knox nog weer eens breedvoerig te vertellen.
Benedictus en de andere pater, die Clement blijkt te heten, laten hem maar praten.
Pas als hij aan het eind van zijn verhaal Jack nog eens noemt, haakt Benedictus eindelijk in.
'U noemt daar uw zoon Jack', zegt hij langzaam. 'Ja, jazeker, wat is er met hem?'
'Het is juist over hem dat wij u komen spreken, sir Mac Tomkins.'
'Wat wilt u dan van die jongen?' vraagt Gregory ietwat angstig. 'U wilt me toch niet vertellen dat hij gisteren heeft meegedaan om de kerk te vernielen?'
'Dat nu juist niet. Het is veel erger: hij is de oorzaak van de hele beeldenstorm geworden.'
'De oorzaak, zegt u? U wilt beweren dat hij ermee begonnen is, met die vreselijke beeldenstorm?'
'Niet anders, sir Mac Tomkins', zegt Benedictus heel bedaard en heel nadrukkelijk.
De mond van Gregory valt open van schrik en zijn ogen worden zo groot als schoteltjes. Gedurende de eerste minuten is hij niet in staat een woord te zeggen. 'Maar heren', begint hij eindelijk, 'vertel me toch eens, hoe dat mogelijk is. De jongen is gistermorgen naar de kerk geweest, net als altijd. Alleen is hij heel vroeg gegaan, omdat hij op zijn pony wilde rijden. Hij kon dan meteen een mooi tochtje door het bos maken. Mijn vrouw had erin toegestemd en ik heb dat maar zo gelaten. Anders rijdt hij altijd met ons mee in het rijtuig. Maar gisteren zijn we er juist niet geweest omdat de vooras brak, toen we wilden vertrekken.'
'Toen was uw zoon zeker al weg?' informeert pater Clement.
'Och heden ja, allang.'
'Juist', zegt nu Benedictus weer. 'Dat klopt! U moet namelijk weten, dat hij bij John Knox naar de kerk is geweest!'
'Wat zegt u me daar? Heeft Jack bij die ketter onder de preek gezeten?'
'Inderdaad! En in die preek is Knox nogal tekeergegaan tegen de beelden en de mis. Toen die dienst afgelopen was, wilde ik onmiddellijk de mis opdragen en toen ik daarmee begon, riep uw zoon opeens: "Afgoderij! Onverdraaglijk!"'
'Riep mijn Jack dat?' stamelt Mac Tomkins.
'Dat waren zijn woorden', gaat Benedictus onverbiddelijk verder. 'Ik heb hem toen voor die ongehoorde taal een draai om zijn oren gegeven!'
'Flink zo, het hadden er wel drie mogen zijn!' valt Mac Tomkins de priester bij.
'Die klap', gaat Benedictus door, 'heeft de jongen zeker woedend gemaakt. Hij greep tenminste een steen en wilde daarmee naar mij gooien. Maar hij miste zijn doel en zo kwam die steen terecht tegen de neus van de heilige Cecilia. De neus brak eraf en het beeld viel op de grond en brak in stukken.
En dit was het sein voor een complete beeldenstorm. De kerk werd grondig vernield en daarna kregen de kloosters van de Grauwe en de Zwarte monniken een beurt en moest ook de abdij eraan geloven. Kijk, en daarover kwamen wij eens met u praten.'
Benedictus zwijgt.
'Ik begrijp het, ik begrijp het!' zucht Mac Tomkins. 'Waar is de jongen? Ik zal hem ...'
'Ho ho, sir Mac Tomkins, zo moet u niet beginnen. Wij zijn hier niet gekomen om een flinke afstraffing mee te maken. Dat zeker niet. We komen er alleen over praten. Wat moet er met Jack gebeuren? Hij is uw enige zoon, is het niet?'
'Jazeker, hij is mijn erfgenaam.'
'U moet goed begrijpen, sir Mac Tomkins, dat we de zaak niet erger willen voorstellen dan ze is. Het is zeker niet de bedoeling van Jack geweest om het beeld van de heilige Cecilia te treffen. Hij had het op mij gemunt en ik kan dat begrijpen na de flinke draai om zijn oren die ik hem gegeven had. Hij is wel de aanleiding geweest tot die beeldenstorm, maar zonder dat hij dit bedoelde. Vergeet dat niet. U zou hem misschien te zwaar straffen.'
'Ja, dat zal ik zeker', bromt Gregory.
'Maar u moet billijk blijven. Erger is dat Jack de preek van Knox gehoord heeft. Dat wijst erop dat hij op weg is om een ketter te worden. En dat is toch zeker niet uw bedoeling?'
'O, beslist niet. Ik heb hem al verweten dat hij een halve ketter is. Hij zat dingen te vertellen, die Knox hem onderweg verteld heeft en waarvan ik schrok.'
'Juist, dan begrijpen we elkaar. Wij willen allebei hetzelfde, namelijk Jack voor ketterij bewaren. Daarom komen we u een voorstel doen.'
'Graag, heren.'
'Dat dacht ik al. Wat zou u ervan zeggen als wij Jack eens in ons klooster opnamen? Hij blijft dan vrij van ketterij. Dat kan ik u verzekeren.'
Benedictus wacht op de uitwerking van zijn woorden.
Gregory zucht diep.
'Hij is mijn enige zoon', zegt hij eindelijk, 'u begrijpt dat hij later in mijn plaats op het kasteel moet komen.'
'Maar u wilt uw bezit toch later niet aan een ketter overlaten?' klinkt het honingzoet uit de mond van Benedictus.
'Liever niet, natuurlijk.'
'Liever niet? Onder geen voorwaarde, moet u zeggen.'
'Zeker, zeker, maar u begrijpt, het overvalt mij zo. Ik heb daaraan nooit gedacht. U begrijpt dat ik dat voorstel eens moet overwegen.'
'Zeker, dat begrijpen we, maar het gaat wel om de ziel van uw zoon, vergeet dat niet!'
'Ja, ja … nee, nee zeker, zeker!' hakkelt de ongelukkige Mac Tomkins.