Vervolgverhaal

John Knox         34

De hervormer van Schotland

Jack hoopt in ieder geval van harte dat het zo zal gaan. Want, o, als zijn vader te weten zou komen dat hij de oorzaak van die beeldenstorm is, dan zal er wat zwaaien. Vader zal zo driftig worden, dat hij hem misschien wel doodslaat. Vooral, als hij erachter komt dat ik bij dominee Knox in de kerk ben geweest. En toch heb ik dáár geen spijt van, denkt de jongen. Wat was dat een mooie preek. Ik moet er eens met Roger over praten, want zodra dominee Knox weer in Perth preekt, wil ik er beslist heen.

Hij loopt naar de stal, waar zijn pony staat. Het beest staat bij een lege ruif. 'Ik ben aardig van streek geweest', mompelt Jack, 'dat ik mijn trouwe beestje vergeten heb eten te geven. Maar wacht, dat zullen we eens gauw goedmaken.' Hij laat het dier eerst eens lekker drinken en dan geeft hij het een flinke ruif vol met hooi.

'Ziezo, ventje, jij kunt voorlopig weer vooruit', zegt hij liefkozend, 'en je hebt het verdiend ook. Jammer dat je baas zo in de rats zit. Maar ja, daar kun jij niets aan doen!'

Wat Jack in de bedstee hoort

De volgende morgen verslaapt Jack zich. Hij is 's avonds wel op tijd naar bed gegaan, maar hij kan niet in slaap komen. Die neus van de heilige Cecilia zit hem lelijk dwars. Hij ligt aldoor te tobben over de vraag, hoe dat allemaal zal aflopen. Als vader er niets over hoort, zal er geen vuiltje aan de lucht zijn. Maar in het andere geval … Jack stelt zich de vreselijkste dingen voor.
Heel laat is hij al tobbend toch in slaap gesukkeld, maar zodoende verslaapt hij zich de volgende morgen en komt hij beneden als het ontbijt al afgelopen is.
Nu zit hij te eten, maar veel trek heeft hij niet. Moeder is naar boven gegaan en vader zit enkele stukken door te lezen die de notaris hem die morgen heeft gestuurd.
Opeens klinkt er hondengeblaf. Vader en zoon kijken beiden op en ontdekken een rijtuig, dat door de oprijlaan het kasteel nadert.
'Zo vroeg al bezoek', mompelt Mac Tomkins, 'wie zou dat kunnen zijn?'
Als het rijtuig voor het bordes is aangekomen, ziet Jack dat er twee geestelijken uitstappen.
'Kijk eens aan', hoort hij zijn vader zeggen, 'daar hebben we zo vroeg op de morgen pater Benedictus al op bezoek. Wat zou die te vertellen hebben? Zeker weer een collecte voor zijn klooster.'
Jack knijpt hem als een ouwe dief, als hij zijn vader de naam van pater Benedictus hoort noemen. Dat is de man die hem een draai om zijn oren had gegeven. Meneer Mac Tomkins loopt de kamer uit en de hal in om de geestelijke heren zelf te gaan verwelkomen.
'Blijf maar, Mike', hoort Jack hem tegen de butler zeggen, 'ik zal zelf wel even opendoen.'
Ondertussen zit Jack als een rat in de val. Natuurlijk, hij kan de kamer wel uit. Hij kan door de hal gaan, maar dan loopt hij grote kans dat Benedictus hem ziet. Hij kan ook door het kleine raam springen, in de hoek van de kamer. Hij kan dan achter om het kasteel heen lopen. Maar dat is nu juist het moeilijke van het geval. Hij moet maken dat hij wegkomt en toch wil hij blijven om te horen wat er gezegd wordt.
Angstig kijkt hij rond. Waar kan hij zich verbergen zodat niemand hem ziet of kan vinden en hij toch kan horen wat er gezegd wordt?
Ha, dat hij daar niet meteen aan dacht! De bedstee, daar, in de hoek van de kamer. Die wordt alleen gebruikt om overbodige dingen in te bewaren. Met twee, drie stappen is hij er. Haastig doet hij de deurtjes open en verdwijnt dan vlug in de donkere spelonk. Hij haalt daarop de deurtjes weer naar zich toe, zodat er een smalle kier overblijft, breed genoeg om geluid door te laten.
Nauwelijks heeft hij zich een beetje geïnstalleerd in zijn somber verblijf, als de heren de kamer binnenkomen.
Mac Tomkins is allervriendelijkst. 'Gaat u zitten, heren, en maakt u het zich gemakkelijk. Een glas wijn zal vermoedelijk wel smaken.'
Hij wacht niet eens op het antwoord, maar belt meteen de butler.
Mike verschijnt in de deuropening. 'U hebt gebeld, sir?' klinkt het onderdanig.
'Ja, Mike, breng eens even een kan wijn en drie roemers.'
'Zeker, sir.'
Enkele tellen later is de butler terug met het gevraagde. Hij wil de glazen volschenken, maar Gregory zegt: 'Laat maar, Mike, ik zal de gasten zelf wel bedienen.'
'Zoals u wilt, sir.'
Geruisloos verdwijnt de butler.
Als de glazen gevuld zijn, neemt Gregory die van hem van tafel en zegt: 'Gaat uw gang heren, op uw gezondheid!'
De beide geestelijken nemen een slok wijn en dan neemt pater Benedictus het woord.
'U ontvangt ons zo feestelijk, sir Mac Tomkins', begint hij, 'maar ...'
'Maar natuurlijk, natuurlijk!' valt Gregory zijn gast in de rede, 'als ik zo vroeg op de morgen al de eer geniet twee geestelijken op bezoek te krijgen, dan moet dat feit een beetje feestelijk gevierd worden, vind ik.'
'Heel vriendelijk van u, maar ik wil juist zeggen dat de reden van onze komst allesbehalve een feestelijk karakter draagt.'
'Hoezo, hoezo?' informeert Mac Tomkins haastig. 'Toch geen narigheid zeker? Of bedoelt u misschien die smerige streek die de ketters gisteren hebben uitgehaald?'
'O, u weet er dus al van?'
'Jazeker, iets wel. De juiste toedracht van de zaak weet ik nog niet, maar Jack, mijn zoon, vertelde mij er gisteren iets van. Het is toch meer dan schandalig, heren. De regentes moet die kerels voorbeeldig straffen en John Knox moet aan de hoogste galg gehangen worden!'