Het geloof van de hoofdman over honderd

Heere…., zeg het met één Woord (Lukas 7:7)

De hoofdman over honderd is bewogen met zijn ernstig zieke knecht. Nadat hij van Jezus heeft gehoord, stuurt hij enkele Joodse leidslieden naar Hem toe, met de vraag of Hij wil komen om zijn knecht te genezen. En Jezus komt! Hij gaat met hen mee. Immers wie Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst oneindig groot!

Intussen wordt echter wel duidelijk dat deze Joodse leidslieden het rechte zicht op Christus' werk en de verhoring van het gebed missen. Want alles wat pleit in het voordeel van de hoofdman, o.a. dat hij voor hen de synagoge heeft gebouwd, noemen zij op, als een reden waarom Christus zou moeten horen en verhoren.

Hiermee komt het onderscheid tussen hen en de hoofdman aan het licht. Want waar de Joodse leidslieden zijn waardigheid roemen, spreekt de hoofdman zelf over zijn ónwaardigheid. Kennelijk heeft hij geleerd wie hij is voor Gods aangezicht. Zou de Heere hem naar verdienste moeten geven, dan wacht niets anders dan het eeuwig verderf. Hij heeft alles verzondigd en is de minste zegen niet waardig. Ook niet dat Christus onder zijn dak zou inkomen. Alsof hij zeggen wil: "Heere, dat kan toch niet. U zou Zichzelf bezoedelen en verontreinigen als U Zich zou inlaten met zo iemand als ik ben."

Terwijl de hoofdman zo laag en klein over zichzelf denkt, heeft hij zulke grote en goede gedachten van de Heere en van Zijn Woord. Zoals hij zelf zijn eigen onderdanen met één woord kan bevelen, zo gelooft hij ook vast en zeker dat één Woord van Christus' gezegende lippen genoeg is om zijn zieke knecht te genezen. Christus is immers de grote Gebieder over leven en dood?! Alles is toch aan Hem onderworpen?! Daarvoor zou Hij zelfs niet eens bij hem in huis hoeven te komen, om eerst die zieke knecht te zien of aan te raken. "Zeg het met één Woord."

Als Christus deze geloofstaal hoort, spreekt Hij met verwondering tot de omstanders over het grote geloof van deze Romeinse officier. Nee, dat zou deze onwaardige man nooit van zichzelf gezegd hebben. Maar de Héére zegt het van hem en Zijn getuigenis is waarachtig. Dit geloof is groot, omdat het zo klein denkt van zichzelf en zo groot van Christus. Dit geloof is zo groot, omdat het zo'n sterke verwachting heeft van het Woord.

Wat is dit getuigenis tegelijk beschamend voor de omstanders. Voor het Joodse volk. Voor de discipelen, maar niet minder voor ons. Lezer(es), wat zou de Heere van u, jou en mij moeten zeggen? Van ons aan wie de Woorden Gods wellicht al van jongs af aan zijn toebetrouwd?

Hebt u net als deze hoofdman ook weleens leren buigen op die lage plaats voor de Heere? Als iemand die alles heeft verzondigd en die de minste zegen niet waardig is? O, laat uw ongeloof tot schuld mogen zijn en worden. Verwacht niets meer van uzelf, maar alles van Hem. De Heere wordt alleen verheerlijkt in Zijn eigen werk. Dit ware geloof dat leert afzien van zichzelf, maar ook leert opzien tot Hem, is bij Hem te verkrijgen, Die niet alleen de Voleinder, maar ook de Bewerker is van het geloof.

Iemand zei: "Tussen ons en de eeuwige zaligheid ligt slechts één woord." Dat is waar, want één woord van Zijn gezegende lippen gesproken is genoeg om u van dood levend te maken. Om het ware geloof te schenken en de zonden te vergeven. Eén woord. Het lijkt zo weinig, maar het is zoveel. Omdat ook dat éne woord duur betaald is aan Golgotha's kruis. Daar ondervond de Borg Zelf een gesloten hemel en een zwijgende Vader. Daar heeft Hij dat éne woord voor Zijn Kerk verworven: het is volbracht. Amen.

Ds. H. de Greef - Nieuwe-Tonge