John Knox - De hervormer van Schotland (31)

Maar als ze een uurtje over alles hebben gepraat, zegt James: 'En nu heb ik nog wat!'
Even is Ralph bang, dat het nu toch nog zal komen, maar dat is niet het geval.
'We moeten aan de toekomst denken', zegt James tegen Sib en Ralph. 'Ik ben hier gekomen om je te begroeten, maar ook om zaken met je te doen, Ralph!'
'Zaken, zaken?' vraagt Ralph, 'ik wil wel weer kalveren voor je wegbrengen, als je dat soms bedoelt, maar verder ben ik zo arm als een kerkrat. Zaken vallen er met mij dus niet veel te doen, meneer Clipton.'
'Dat valt nog te bezien', lacht de boer uitbundig. 'Kijk eens hier, jullie weten dat ik een oude man ben. Ik ben al zeventig geweest. Kinderen heb ik niet en mijn vrouw is overleden. Die mag al sinds drie jaar de zaligheid genieten. Nu had ik zo gedacht: Als we eens ruilen. Ik in jullie huisje en jullie op mijn boerderij.'
'Wat zeg je daar?' vraagt Ralph, want hij kan zijn oren niet geloven.
'Heb je me niet verstaan?' vraagt James.
'Natuurlijk wel, maar … maar ik kan het niet geloven. Meent u dat werkelijk?'
'Anders zou ik het niet zeggen. Jullie met z'n vieren kunnen die boerderij gemakkelijk de baas en Pim is een flinke vent. Hij kent het boerenvak intussen door en door en ik kan hem alles met een gerust hart toevertrouwen. Nu had ik gedacht in jullie huisje te gaan wonen. Dat is groot genoeg voor een persoon alleen. Mary zal de boel hier wel schoon willen houden en dan kan ik hier rustig leven, zolang de Heere mij dat toestaat. Eens in het jaar rekenen we af. Nou, hoe denken jullie daarover? Jij hebt dan meteen weer bezigheid, Ralph. Jij zult wel niet zoveel meer kunnen doen, want elf jaar galeislaaf zijn, gaat een mens niet in zijn koude kleren zitten.'
'Wat moet ik daarvan zeggen, meneer Clipton?' begint Ralph. 'Het is me werkelijk te groot. Een galeislaaf, een verrader …'
'Houd je mond, Ralph', zegt de boer streng, 'daarover praten we niet meer. Jij bent nu een broeder. Nu, hoe is het, doe je het?'
'Graag, meneer Clipton! Wat zeggen jullie ervan, Sib en Mary?'
Moeder en dochter zijn er ook heel gelukkig mee en zo wordt dan afgesproken dat de verhuizing een maand later zal plaatsvinden.

Een week later preekt dominee Knox in St. Andrews. De kerk is tot de nok toe gevuld. Niet alleen uit de stad, ook uit de verre omtrek zijn de mensen naar de kerk gekomen om hun geliefde predikant te horen. Na zoveel jaren staat John Knox weer op de preekstoel van St. Andrews.
Zijn vijanden hebben van alles geprobeerd om ervoor te zorgen dat dit nooit meer zou gebeuren, maar de Heere heeft het anders beschikt. Geen wonder, dat het hart van Knox overvloeit van dank aan de Heere, Die alles zo goed heeft gemaakt.
Ergens in een verborgen hoekje in de kerk zitten vier gelukkige mensen: Ralph, de vroegere galeislaaf, met zijn Sib en met Pim en Mary. Tijdens de dienst kijken ze elkaar nu en dan eens aan, alsof ze het nog niet kunnen geloven dat ze weer bij elkaar zijn en dat ze nu samen de Heere mogen dienen naar Zijn Woord.
Ze genieten van de preek van dominee Knox. Als de dienst is afgelopen, komt de predikant nog even aanlopen in het kleine huisje bij de poort, waar de familie Balfour woont. Ze vinden het heel aardig van de dominee, dat hij hen nog even komt opzoeken.
Maar John Knox komt met een bedoeling. 'Wel, Balfour', vraagt hij aan Ralph, 'weet jij nog, wat ik je jaren geleden heb voorspeld? We zaten toen aan de roeibank vastgeklonken en zwalkten op de Noordzee. Vanaf onze zitplaats konden we juist de torens van St. Andrews zien. Nou, weet je het nog?'
'O ja, dominee, ik weet het nog maar al te goed', geeft Ralph lachend als antwoord. "Kijk, Balfour", zei u toen, "zie je daar de torens van St. Andrews?" En toen voorspelde u dat er een dag zou aanbreken, waarop u weer op de preekstoel van St. Andrews zou staan. En nu heeft God vandaag uw profetie in vervulling doen gaan. Zijn Naam zij daarvoor geprezen', laat hij er eerbiedig op volgen.

Enkele weken later verhuist de familie Balfour naar de boerderij van James Clipton. Hun huisje bij de poort hebben Sib en Mary tot in de puntjes schoongemaakt en daarna zijn de spullen van James erin gezet.
Op de boerderij komt het werk hoofdzakelijk op Pim aan. Vader Ralph is wel de hele dag bezig, maar het zijn meestal lichte karweitjes die hij opknapt. Sib en Mary werken mee, alsof ze heel hun leven boerinnen zijn geweest.
En als er eens iets moeilijks is, gaat Ralph naar het huisje bij de poort om raad vragen aan de oude James Clipton, die volop geniet van de rust. Heel vaak als ze 's avonds bij elkaar zitten, zegt Ralph: 'Vrouw, wat waren wij vroeger toch ongelukkige mensen. We kenden toen eigenlijk de Heere niet, al liepen we druk naar de kerk. We leefden maar, zoals we zelf dachten dat het goed was. Maar nu mogen we de Heiland liefhebben en dienen. Alles is nieuw geworden. Van een slaaf ben ik een vrij mens geworden, in dubbele zin!'

De neus van de heilige Cecilia gebroken

Zo gauw Jack een kans krijgt, gaat hij naar Roger, de linnenwever. Hij moet hem vertellen dat hij het boekje van dominee Knox kwijt is. Vader heeft het nog steeds in bewaring; verbrand is het gelukkig niet.
Het spijt Roger heel erg dat hij het boekje niet lezen kan, maar Jack vindt het nog erger.
'Je wilt toch nog graag dominee Knox horen preken?' vraagt de linnenwever.
'Jazeker, heel graag.'