John Knox - De hervormer van Schotland (26)

'Dat is bijzonder', zegt Knox. 'Eerlijk gezegd, William, valt me dat mee van die rechters!'
'Ja, dat deed het mij ook, maar de vrome heren vonden er wel iets op. De aartsbisschop deed toen een beroep op iemand van het hof. Feitelijk was hij een nietsnut en hij werd toen voor die gelegenheid haastig tot rechter gebombardeerd. En die kerel sprak toen het vonnis uit: Walter Mill zou levend worden verbrand.
De verontwaardiging over dit vonnis was heel groot in St. Andrews. De oude man van de vuurdood redden, lukte niet, daarvoor zorgden de soldaten wel. Maar men wilde toch tegenwerken wat men kon. Daarvan zal ik u een staaltje vertellen. Zo hadden ze een touw nodig om de martelaar aan de paal te binden.
Nu is er touw genoeg in St. Andrews, maar wat denkt u? Er was niet één koopman in de stad, die het benodigde touw wilde verkopen. Ten slotte moest de aartsbisschop een stuk touw uit zijn eigen paleis laten halen. En daarmee werd Mill toen vastgebonden. Moedig beklom Mill de brandstapel, dominee', ging William verder, 'James Clipton kreeg tranen in de ogen, toen hij mij het verhaal vertelde. Toen hij het laddertje opging, riep hij met een heldere stem: "Nu ga ik op tot Gods altaren!" En toen men hem aan de paal had vastgebonden, zei hij tot de mensen die om de brandstapel stonden – Clipton heeft het hem duidelijk horen zeggen – "Wat mij betreft, ik ben oud en zou niet lang meer leven. Maar honderden die beter zijn dan ik zullen verrijzen uit mijn as. Ik heb een vast geloof, dat ik de laatste ben, die voor het Evangelie in Schotland ter dood gebracht wordt!"
Onverschrokken is Walter Mill de dood ingegaan met de glimlach van de overwinning op het gezicht!'
Het akelige verhaal van William is ten einde. 'Zo sterven de kinderen Gods, Spalding', zegt Knox. 'Maar wij, die nog leven, moeten de strijd voortzetten. Wat zei je daarnet van vier predikanten?'
'En ja, dat moet ik er nog bij vertellen', begint William weer. 'Naar aanleiding van de terechtstelling van Mill hebben de edelen van de Congregatie een smeekschrift aan de regentes gezonden, waarin zij om gewetensvrijheid vroegen. Eerst wees zij dit verzoek van de hand, maar toen de edelen erop wezen dat zij dan niet konden instaan voor de rust in het land, kwam zij tot andere gedachten.

Zij stond toen onder bepaalde voorwaarden vrijheid van godsdienst toe. Maar haar woord heeft niet lang standgehouden. Algauw kwam ze op haar beslissing terug en besloot zij de protestanten aan hun lot over te laten. En daarop hebben de edelen weer geantwoord, dat er dan beslist een burgeroorlog in Schotland zou beginnen! Zover zijn we dan nu. Er kan elk ogenblik een burgeroorlog uitbreken.'
'Waarom?' vraagt Knox.
'Dat zal ik u vertellen. De geestelijke heren hebben er gauw gebruik van gemaakt dat de regentes de godsdienstvrijheid weer ongedaan maakte door vier predikanten gevangen te laten nemen. Die zullen vandaag of morgen berecht worden en iedereen denkt dat zij, net als Mill, verbrand zullen worden.' 'Dus feitelijk is de vervolging al in volle gang?' vraagt Knox.
'Jazeker, dominee, en daarom juist wilde ik u waarschuwen. Het is hier levensgevaarlijk voor u.''
Maar ik zei je toch al, William, dat God regeert? We mogen dat nooit vergeten. Overigens ben ik niet naar Schotland gekomen om er weg te kruipen, maar om aan de Schotten het zuivere Evangelie te brengen.'
'Ik hoop van harte, dat het u zal lukken, dominee!' zegt William bewogen.

17. 'Heren! John Knox is teruggekeerd!'

Op de morgen van de derde mei van het jaar 1559 wordt er in het klooster van de Dominicaner monniken in Edinburgh een plechtige vergadering gehouden. De provinciale synode is bijeengekomen om de zaak tegen vier predikanten te behandelen, die dankzij vuil verraad gevangengenomen konden worden. Voor de synodeleden komt het er nu op aan om deze mensen zo snel mogelijk ter dood te veroordelen.
De overheid moet vlug voor de terechtstelling zorgen, want er is haast bij. De regentes heeft al een keer vrijheid van godsdienst toegestaan. Daar was zij wel weer op teruggekomen, maar wie weet komt ze opnieuw tot andere gedachten. Daarom willen de heren het ijzer smeden terwijl het heet is.
Wanneer het hun lukt om deze vier predikanten op de brandstapel te krijgen, zal dat onder de ketters ongetwijfeld een enorme schrik teweegbrengen. En dan zal de profetie van die oude ketter Walter Mill ook niet in vervulling gaan. Hij zou de laatste ketter zijn die verbrand werd, had hij gezegd. Maar daar zal wat hen betreft niets van terechtkomen.
Daarom willen ze voortmaken. Iedereen is het met de voorzitter eens. De secretaris heeft het vonnis al in klad klaargemaakt en juist begint de voorzitter het voor te lezen als er lawaai in de gang klinkt.
Een verschrikkelijke bons op de deur volgt en meteen vliegt die open en daar stormt een man binnen, die blijkbaar buiten adem is van het harde lopen. De aanwezigen kijken verschrikt naar de deur en de voorzitter staat onmiddellijk op en zegt: 'Zeg kerel, wil jij weleens gauw maken dat je wegkomt? Je ziet toch, dat hier de synode in vergadering bijeen is? Hoe durf je op zo'n onbeschaamde manier binnen te komen?'
Maar de kerel trekt zich helemaal niets aan van wat de voorzitter zegt. Hij loopt regelrecht door naar de tafel, waar de vrome heren omheen zitten. Zonder zelfs zijn wollen muts van het hoofd te nemen schreeuwt hij: 'Heren, John Knox is teruggekomen! Hij is bij Calvijn in Zwitserland in de leer geweest en heeft daar de Engelse vluchtelingengemeente gediend. Terwijl hij in het buitenland woonde, heeft hij steeds brieven geschreven en zo contact gehouden met de Gereformeerden. In Edinburgh heeft hij de nacht doorgebracht. Zijn vrouw, Marjorie Bowes, en kinderen liet hij voor de veiligheid achter in Genève, bij Calvijn. Zodra het in Schotland veilig genoeg is, zullen die hem nareizen.'