John Knox - De hervormer van Schotland (22)

'Balfour, Balfour', mompelt Spalding.
'Ja ja, ik begrijp je aarzeling. Je hebt vroeger al eens van Ralph gehoord, maar wees gerust, William, Balfour is nu met hart en ziel de Hervorming toegedaan!'
'Dan is hij bij mij even welkom als u, dominee!' zegt Spalding opgelucht. 'Loop maar naar binnen, u weet de weg.'
William sluit heel secuur zijn voordeur en volgt dan zijn gasten naar de woonkamer. 'Waar komt u zo opeens vandaan, dominee?' vraagt hij verbaasd.
'Dat is een lange geschiedenis, William', zegt Knox, 'maar vertel me eerst maar eens, of wij hier vannacht kunnen logeren.'
'Maar natuurlijk, dominee, graag zelfs! Mijn huis staat altijd voor u open, dat weet u wel. Alleen begrijp ik niet, waar u zo opeens vandaan komt en waar u al die tijd geweest bent!'
'Dat zal ik je allemaal haarfijn vertellen', belooft Knox, 'maar ...'
'O, u bedoelt zeker, dat u eerst wat te eten wilt hebben? Nu, dat kan, dom van me, dat ik daaraan niet meteen heb gedacht.'
Spalding staat op om iets te eten klaar te maken.
Maar de dominee houdt hem tegen. 'Och beste William, dat bedoelde ik helemaal niet', zegt hij lachend. 'We hebben vannacht in een kasteel geslapen en zijn goed voorzien van proviand. Vandaag zijn we met een rijtuig hierheen gebracht. Ik denk dat onze voorraad nog niet eens op is, is het wel, Ralph?'
'Nee, dominee, we hebben nog genoeg voor ons ontbijt van morgenochtend.'
'Nou, kijk eens aan, we zijn verzadigd en hebben overvloed. De Heere zegent ons buitengewoon. Ga zitten, William, dan begin ik te vertellen.'
'Maar wat wilde u daarnet dan zeggen, dominee?' wil Spalding weten. 'U beloofde te zullen vertellen, en toen zei u "maar" …'
'O ja, nou, dat is gauw verteld. Ik wilde zeggen: maar je moet me eerst eens vertellen of je nog even vroeg naar bed gaat als vroeger.'
'Nee, dominee, het wordt tegenwoordig wel wat later. Ik word een dagje ouder en dan heb je niet zoveel slaap meer nodig. Maar nu wacht ik met ongeduld op uw verhaal.'
'Kijk eens, William, je weet dat ik ongeveer twee jaar op de galeien heb doorgebracht. Op voorspraak van de vrome koning Eduard VI van Engeland kwam ik toen vrij. Jongen, Spalding, je kunt je niet voorstellen, wat er in je ziel omgaat, als je bijna twee jaar met kettingen aan de galeibank hebt vastgeklonken gezeten en je hoort je dan opeens toeroepen: "U bent vrij!" Het was alleen wel jammer dat ik Ralph op die vreselijke galei moest achterlaten.'
'Maar die was gelukkig niet meer dezelfde Ralph, dominee', valt Balfour Knox in de rede.
'Nee, dat is zo. Kijk, William, Ralph en ik hebben maanden naast elkaar op dezelfde bank gezeten en toen heeft God mij gebruikt om mijn buurman het goede pad te wijzen. Hij behoort nu tot de onzen, hij is een broeder.


Maar om nu verder te gaan met mijn verhaal: toen ik vrij was, ging ik niet naar Schotland terug. Ik begreep dat daar onmiddellijk de jacht op mij zou worden geopend en daarom bleef ik in Engeland. Daar was ik heen verbannen, omdat het toen nog te onveilig was in Schotland. Dat ging een paar jaar heel goed, maar toen stierf helaas koning Eduard, op zestienjarige leeftijd. Ik was intussen opgeklommen tot een van de zes hofpredikers en mocht regelmatig voor het hof preken. Als ik geen dienst had in het paleis, moest ik als predikant rondreizen. In die tijd werd ik ook gevraagd om verkeerde uitspraken te verwijderen uit het gebedenboek voor de kerk, The Book of Common Prayer. Dat wilde ik best doen, want ik ergerde me eraan dat de mensen die het Heilig Avondmaal gebruikten, moesten knielen alsof ze echt het lichaam van Jezus op gingen eten. Dat kan nooit goed zijn, want het lichaam van de Heere Jezus is in de hemel. Toch voelde ik me niet thuis in de Anglicaanse kerk. Deze kerk was door koning Hendrik VIII gesticht, omdat hij niet langer uitgebuit wilde worden door de paus en omdat zijn huwelijk met een hofdame niet door de paus werd goedgekeurd.
Koning Eduard VI werd na zijn plotselinge dood opgevolgd door zijn halfzus Maria Tudor, zoals je weet is dat juist een felle vijandin van alle hervormden. Zij begon direct met de vervolging van de protestanten en daarom vluchtte ik uit Engeland en kwam ik terecht in Genève. Daar leerde ik Calvijn kennen. Maar ik verlangde heel sterk naar mijn verloofde, Marjorie Bowes, die in Noord-Engeland was achtergebleven. Nu ben ik met haar getrouwd en heb ik twee zonen gekregen. Ze heten Nathanaël en Eleazar. Maar voor hun veiligheid zijn zij bij Calvijn achtergebleven.'


'Dus u hebt met Johannes Calvijn gesproken, dominee?'
'Jazeker, en heel veel zelfs, ik ben daar heel dankbaar voor. Uiteindelijk, acht jaar nadat ik van de galei was ontslagen, waagde ik het om naar Schotland terug te keren. Maar dat zal jij je nog wel herinneren. Ik preekte in Edinburgh en maakte daarbij dankbaar gebruik van wat Calvijn mij geleerd heeft. Algauw werd ik voor het geestelijk gerecht gedaagd. Ik ging erheen, maar onder geleide van een groot aantal edelen die met de Hervorming waren meegegaan.
De geestelijke heren schrokken zo van het voorname gezelschap dat ik meebracht, dat ze de behandeling van mijn zaak maar uitstelden.'
William Spalding slaat zich op de knie. 'Die is goed!' roept hij lachend, 'die is goed, de grote heren durfden niet!'
'Zeker, ze durfden niet, nog niet!' zei Knox. 'Maar omdat het zwaard mij toch boven het hoofd bleef hangen, ben ik het land maar weer uitgegaan en naar Genève teruggekeerd.'
'En weet u wat ze toen deden?' vraagt William. 'Toen hebben ze een grote afbeelding van u gemaakt en die hebben ze verbrand. Ze toonden daarmee duidelijk, wat ze met u hadden willen doen.'