Rust een weinig

"En Hij zeide tot hen: Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig" (Markus 6:31a).

Nog even en het is weer volop vakantietijd. De scholen sluiten voor enkele weken hun deuren. Ook kantoren en fabrieken zijn minder bezet. Menigeen neemt na gedane arbeid een periode van rust.
Ook de discipelen van Christus hadden het erg druk gehad. Hun Meester had hen uitgezonden in de dienst van Zijn gezegend Koninkrijk. Daarop waren zij twee aan twee het land doorgegaan. En overal hadden zij het Evangelie van Gods vrije genade verkondigd. Zelfs wonderen verricht. Met grote ijver hadden zij gearbeid. En in getrouwheid hadden zij de door hun Zender opgelegde taak uitgevoerd. Nu waren ze tot Christus teruggekeerd. En ze vertelden Hem alles wat hen was wedervaren. Christus hoort hen aan en Hij ziet hen aan. En dan blijkt dat Hij als de Koning der Kerk en de medelijdende Hogepriester van Zijn kinderen niet alleen zorg draagt voor de geestelijke noden, maar ook voor hun tijdelijke noden. Als de Alwetende weet Hij precies hoe het met Zijn discipelen gesteld is. Hij bemerkt hoe vreselijk vermoeid ze zijn. Ze hebben aldoor gewerkt… gewerkt, en gegeven… gegeven.
Zoals de akker, die maandenlang achtereen vrucht heeft gegeven, eerst rust moet ontvángen om daarna weer te kunnen géven, zo geldt dat ook de discipelen. En dat ziet de Heere Jezus. Daarom spreekt Hij profetisch tot hen, in priesterlijke bewogenheid: 'Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen, en rust een weinig'. Zij, die Christus' arbeiders zijn, moeten nu eerst zelf worden bearbeid. Zij, die uitdelers zijn van de menigerlei genade, moeten ook zelf voortdurend ontvangen. Zij hebben het steeds nodig met Jezus eenzaam en gemeenzaam te zijn. Om na gedane arbeid een weinig te rusten. Maar dat is niet alleen voor hen, dat is voor iedereen nodig. Ook voor ons.

Geliefde lezer(es), wat is ons leven jachtig geworden. We hollen en draven van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Er zijn dan ook zoveel dingen die ons bezig houden. We maken ons over vele dingen zorgen. Behalve over het ene nodige. We vergeten dat het nodig is om net als Maria gebracht te worden aan Christus' voeten. Om te horen wat Hij tot onze ziel te zeggen heeft.
'Mijn ziel, doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?' Als die vraag ons van Godswege aangrijpt en niet meer met rust laat, dan gaan we Augustinus verstaan: 'Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U, o God'. Dan wordt alle (valse) rust opgezegd. Buiten God is er alleen onrust: de onrust van de zonde, de onrust van de begeerte, de onrust van het geweten, de onrust van een leven zonder God. Wat nodig dat we daaraan grondig worden ontdekt. En dat we onszelf leren kennen als één, die de Heere vermoeid heeft met zijn on- en eigengerechtigheden. Om vervolgens door de leiding van de Heilige Geest ons leven te leren zoeken en vinden buiten onszelf in Christus.
Want echte rust is alleen in Hém te vinden. Buiten Christus blijft er de onrust, alle vakanties ten spijt! Daarom, onrustige gemaakte zondaarsziel, u die gebukt gaat onder uw zondenlast, u bent alleen op het juiste Adres bij Hem, Die gesproken heeft: 'Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u… rust geven'.

Die rust ontvangt u, als u als een uitgewerkte zondaar aan het einde van de Wet bent gebracht en Christus tot rechtvaardigheid mag omhelzen. Om nu nergens anders dan in Hem alleen de blijvende rust te vinden. En te ervaren: 'Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, op aarde nevens U toch lusten? Niets is er waar ik in kan rusten…'
Lezer(es), we wijzen u op de grote Rustaanbrenger, Jezus Christus. De ware rust is verworven door Hem. Hij moest daarvoor wel de dood ingaan. Maar Hij is ook weer opgestaan. Hij is opgevaren ten hemel. En van daaruit zendt Hij Zijn Geest. Opdat rusteloze zondaren leren rusten in het volbrachte werk van Christus. En dé rust wordt geschonken. Zo ontvangen kinderen en knechten van God nieuwe moed en krachten. Om voort te gaan van kracht tot kracht. Wetende dat de Heere Zelf nooit moede en mat wordt. En niet eerder zal rusten voordat de laatste zal zijn toegebracht. Juist vanwege Zijn welbehagen gaat de oproep uit, ook tot u en jou: Zoek toch om in die rust in te gaan! Want nú kan het nog! Haast u, haast u!

Want straks blijft er alleen een rust over voor het volk van God. Dan mogen ze eeuwig rusten van al hun arbeid. Hier is het: Rust een weinig. Hier zijn het slechts ogenblikken. Als ze die ogenblikken niet kregen, dan waren ze al lang in hun druk vergaan. Israël werd in de woestijn na Mara geleid naar Elim, waar twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen waren. Daar mochten zij uitrusten en werd hun dorst gelest.
Zo worden al Gods kinderen en knechten voortdurend ondersteund vanuit Christus. Om weer toebereid te worden voor de nieuwe strijd, die wacht. Totdat er een einde is gekomen aan alle strijd, aanvechting en onrust. Dan mogen ze de eeuwige rust ingaan. Zal dat ook uw toekomst zijn? Van harte wensen we alle thuisblijvers en vakantiegangers de voorsmaken van deze ware rust toe.

Ds. D. Zoet, Ouddorp