Afbeelding
Foto: Adri van der Laan

Frans Weller in Kenia: 'De Osiligifarm'

Frans Weller werkt met straatjongeren in Nairobi. De Nieuwe-Tongenaar, die in Rotterdam op kamers woont, vertelt over zijn werk in de sloppenwijken in de hoofdstad van Kenia. Een paar jaar geleden schreef hij al in Eilanden-Nieuws over zijn leven als vrijwilliger bij stichting Christ's Hope in Tanzania. In de afgelopen maanden schreef hij over sloppenwijken in Nairobi.

"De vorige keren heb ik u over het openluchtprogramma van Afrilift in de sloppenwijk Kangemi verteld. Hoe straatjongens aan dit programma meedoen en dat zij bij voldoende punten naar de Osiligifarm mogen. Osiligi betekend hoop! Hoop op een betere toekomst. Hoop op God. Hoop voor jongens die in erbarmelijke omstandigheden hebben geleefd. Deze keer wil ik u meenemen naar de farm. Om u zo een indruk te geven waar de jongens uit Kangemi naar toe gaan.
De Osiligifarm is een rehabilitatieboerderij. Er wordt afgekickt. Sociale vaardigheden en hygiëne bijgebracht. Christelijke basisprincipes geleerd. Daarnaast volgen de jongens basisonderwijs en landbouwlessen. In de middaguren is er praktijkonderwijs. De jongens leren dan ploegen, zaaien en oogsten. Later ook tractorrijden. Koeien melken, varkens voeren en de stallen uitmesten. Het puntensysteem wat in het openluchtprogramma gevoerd wordt, gaat hier gewoon door. Goed gedrag en hard werken wordt beloond. Slecht gedrag en luiheid wordt bestraft met strafpunten. Met de punten die de jongens verdienen, kunnen ze kleding kopen en schoenen. Het leven op de farm is goed. Maar er moet keihard gewerkt worden en de dagen zijn lang.

De jongens die vanuit Kangemi aankomen, gaan de eerste maanden een zeer zware tijd tegemoet. En het team ook. Gelukkig komen er meestal maar 4 nieuwe jongens tegelijk. Aan het verblijf op de farm gaan diverse gesprekken vooraf. Met de jongen zelf, maar ook met een familielid. Aan familie wordt toestemming gevraagd en er moet een formulier ondertekend worden dat men het er mee eens is dat de jongen voor twee jaar naar de farm vertrekt. De betreffende jongen zèlf moet een formulier ondertekenen waarin hij wordt gewezen op verschillende zaken, zoals: geen drugs, geen alcohol, het eerste jaar geen contact met familie of vrienden, meedoen aan het gehele programma. De jongens tekenen graag. Zij zien een soort paradijs voor zich. Een bed. Drie maal per dag een maaltijd. Veilig. Dat is voor de meesten al genoeg om direct te tekenen. De waarschuwing dat het zwaar wordt en dat ze hard moeten werken gaat volledig aan hen voorbij... Anders ligt het bij familie. Die zien het hele gebeuren met groot wantrouwen aan. Jongens die meegenomen worden naar een farm buiten de stad. Westerlingen die daar leiding geven... Hun jongens worden toch geen slaven???? Ja, dat zit er nog diep in. De slavernij. Het is ook niet iets waar we ons op kunnen beroemen. Integendeel. Westerlingen uit een beschaafde wereld hebben zich in het verleden als beesten tegenover de oorspronkelijke bevolking gedragen. En dat zit bij veel Kenianen diep. Heel diep. Soms is de familie zo wantrouwig dat ze weigeren de jongen naar de farm te laten gaan. En dit is zo jammer. En zo triest. Samen met Niko was ik eens op huisbezoek ergens diep in Kangemi. De jongen om wie het ging, wilde zo graag. Hij deed serieus mee. En wij waren buitengewoon tevreden over hem en zagen hem al helemaal op de farm. Samen met de jongen gingen wij op bezoek bij een ver familielid. Eenmaal binnen werden we nog voor het voorstellen naar buiten geduwd. "Weg! Weg jullie". Na heel wat gesoebat mocht Niko naar binnen. Geen westerlingen in huis. Tijdens het gesprek bleek dat het familielid het idee had dat de jongen in een slavenhandel terecht zou komen en wij misbruik van hem zouden maken als slaaf. We werden uitgescholden en het werd steeds drukker om het huisje. Voordat het uit de hand zou lopen zijn Niko en ik vertrokken uit Kangemi. De jongen hebben we nooit meer gezien. Ook niet bij het openluchtprogramma. Het was een grote teleurstelling voor het hele team.
Gelukkig zijn er nog steeds veel jongens die direct toestemming krijgen en meegaan naar de farm.

De farm ligt een stukje buiten Kiserian. Kiserian is een dorpje ongeveer 35 km ten zuidwesten van Nairobi. Een dorpje met een schooltje en ook een kerk. Zoals in alle dorpjes staan er kraampjes met groenten en kippen langs de weg voor de verkoop. Karretjes met suikerriet. En op het plein waar de matatu's en de taxibrommertjes staan, zijn vrouwen in de weer met het klaarmaken van maaltijden. Kinderen zitten er omheen op de grond en kijken toe. Overal stinkende brandjes. Men kijkt hier niet zo nauw. Wat kan branden wordt verbrand. Met de auto rijd je dik een uur van Nairobi naar de farm. De eerste maanden ging ik met de matatu, de minibusjes die, nadat ze zijn volgepropt, vertrekken van en naar vaste punten. Met de matatu naar de farm is een flinke reis. Zes keer overstappen maakt dat je ruim 3 uur onderweg bent. Voordat je Nairobi uit bent, ben je al een uur verder. Overal druk. Overal file. Het verkeer is zoals altijd een chaos. Iedereen heeft maar 1 doel. Zo hard mogelijk naar voren. En de matatu-chauffeur doet daar nog een schepje boven op. Al toeterend, gas gevend, remmend en met de muziek op volle toeren persen de matatu's zich door het verkeer. Links-rechts inhalen is geen punt. Een deukje meer of minder maakt niet uit. En op voetgangers wordt helemaal niet gelet. Toen ik eens aan Odiyo vroeg wat de verkeersregels waren, keek hij mij verbaasd aan en zei: "Regels? Voor het verkeer? Die zijn er niet. We moeten gewoon vooruit". Nu, dat lukt ook. Alleen duurt het even. Eenmaal uit Nairobi rijden de matatu's van verzamelplaats naar verzamelplaats. Op dit soort van pleinen staat het vol mensen die vechten en schreeuwen om een zitplaats. Langs de wegen zijn veel plastic-brandjes die je de adem benemen en er is vooral stof. Heel veel stof. Hoe dichter bij de farm, hoe slechter de weg. Maar ook daar geeft de matatu niet om. Vol gas scheuren ze door. Over hobbels en door enorme gaten gaat het. Als passagier kom je volledig los van je zitplaats. Het is bloedheet in de busjes. En met de Afrikaanse swingers op volume 100 en je neus en longen gevuld met dieselwalmen kom je na 3 uur rijden behoorlijk geklutst aan.

Een stukje buiten Kiserian ligt dan de farm. Het land ziet er dor en droog uit. Het is er heet. Het regent er gemiddeld 1x per jaar. Zo vlak bij Nairobi en zo'n verschil van klimaat. Omdat het er zo droog is en we water nodig hebben voor de landbouw, is er met behulp van sponsoring een bron geslagen. Via kanaaltjes wordt het water door de farm gevoerd. Zo kan er altijd bewaterd worden. Het restwater, wat niet gebruikt is, wordt via een kanaaltje naar een klein dorpje in de buurt gevoerd. Hier wordt door de dorpsbewoners van geprofiteerd. Hoe mooi is het dat je elkaar op zo' n manier kunt helpen! Het water uit de bron is ijskoud, helder en schoon. Je kunt het zo drinken.
Aan weerszijden van de farm liggen nog wat andere boerderijen. Het terrein is glooiend en als je eenmaal het hek door bent, loopt het terrein naar beneden af. Boven heb je een prachtig uitzicht. Links en rechts van het pad liggen verspreid kleine huisjes. De eerste huisjes die je tegenkomt zijn de slaapzaaltjes van de jongens. Verder naar beneden zijn de huisjes met in elk 3 kamers voor het team. Helemaal links staat het sanitairgebouwtje. Met een trapje kom je in een open voorportaaltje waar de wastafel is. Verder zijn er twee toiletten en een douche. Nog meer naar beneden is het leslokaal, wat ook dient als eetzaal, en de keuken. In de keuken zwaait de mama van de farm de scepter. Enorme bergen Ugali, spinazie en rijst worden hier gekookt. Als je vanaf de keuken naar beneden kijkt, is het uitzicht adembenemend mooi. Ver naar onder zijn de kassen, de stallen en de stukken land waar van alles verbouwd wordt. Er staan meerdere kassen, ijzeren bogen met plastic erover gespannen. In deze kassen groeien tomaten, sla en spinazie. Achter de kassen zijn de stukken land waar de bananenbomen staan en ook weer heel veel spinazie, sla, bietjes, uien, bloemkool, boontjes en zoete aardappels verbouwd worden. Alles voor eigen consumptie en verkoop op de lokale marktjes. Naast de kassen vinden we ook de koeienstal. De melk van de koeien is voor eigen gebruik. Melk gaat direct van de koe de Keniaanse zoete thee in. Welke trouwens erg lekker is. De koeien lopen over de gehele farm. Dan is er nog een onderkomen voor de varkens. De varkens worden of doorverkocht of geslacht voor eigen consumptie. Als laatste is er nog een overdekte ruimte voor de tractor en een koelhok voor de tomaten, dit koelhok is gemaakt van briketten. En dit werkt perfect. Achter dit alles is het een zacht glooiend landschap wat er droog en gescheurd uitziet. Met struiken en wat bomen. En het lijkt een soort niemandsland. Maar niets is minder waar. Als je daar eenmaal loopt kom je talloze verscholen hutjes tegen met bewoners. Hier wonen veel Massaai. Op de achtergrond ligt een heuvel. Als de zon ondergaat krijg je hier de typisch Afrikaanse vergezichten. Een bloedrode lucht met zwartafstekende bomen ervoor. Als het schemert zie je hier de giraffes, impala's, zebra's, gnoe's en jakhalzen lopen. Soms gaan we met de jongens naar het dorp, tijdens die wandeling loop je tussen kuddes gazellen door. Dit is zo bijzonder. Iedere keer als ik hier kom sta ik weer verwonderd van de schoonheid van de natuur.

Deze Osiligifarm is een teken van hoop. Als de jongens op de farm arriveren zijn ze vol hoop. Hoop op een beter leven. Een bed. Voedsel. Veiligheid. En dit alles biedt de farm. Als de jongens voor het eerst op de farm komen is het schrijnend om te zien dat ze komen zoals ze leefden: met niets. Geen tassen voor kleding, schoenen en herinneringen. Gewoon niets. De jongens slapen in stapelbedden op slaapzalen. Elke jongen krijgt een metalen kist waar hun bezittingen in kunnen, zoals de met punten te verdienen kleding en schoenen, tekeningen en hun schoolspullen. Aan één kist hebben ze ruim voldoende.

Als de nieuwe jongens kennis hebben gemaakt met de staff, de andere jongens en de farm, begint de meest zware en nare tijd voor hen op de farm. En ook voor ons. Het afkicken begint. Ik kan u zeggen dat het bijzonder naar is om te zien en voor de jongens ontstellend zwaar. Maar eigenlijk verloopt dit altijd goed en zijn de jongens na een aantal weken clean. De eerste twee maanden zijn eigenlijk bepalend voor het verloop op de farm. Je krijgt al snel een goede indruk van de jongens. En ook of ze het tweejarig traject gaan volhouden of niet. Want ondanks alles zijn er regelmatig jongens die afhaken. Die vrijwillig teruggaan naar de slums. Kiezen voor een leven in de criminaliteit. Vaak een zeer kort leven. Soms kom je ze later tegen in de sloppen. En dat is zo raar. Zo pijnlijk. Dan zie je ze weer gaan. Beneveld van het lijmsnuiven. Terug op de straat. De jongens krijgen 1x de kans. Vrijwillig terug naar de straat betekent nooit meer terug naar de farm. Ook al smeken ze erom. Ongelooflijk triest. Hun enige kans weggegooid. Het weggaan van een jongen op de farm is voor het team altijd een enorme teleurstelling. Het doet zo'n pijn als je ze ziet tekenen voor vrijwillig vertrek van de farm. Terug naar de stad. Naar de sloppen. Weg van de hoop.

Gelukkig zijn er nog steeds veel méér jongens die de twee jaar op de farm afmaken. Die na twee jaar vertrekken met een basisschooldiploma en een landbouwdiploma. Voor hen zoekt Afrilift een passende baan bij een boer. En onze jongens zijn geliefd. Ze werken hard en kunnen tractorrijden en hebben veel landbouwkennis opgedaan die de gemiddelde boerenknecht in Kenia niet heeft. Afrilift laat ze na hun vertrek niet los. Daarin is Afrilift uniek. Met alle jongens houden we contact. Zo worden ze na jaren nog geholpen met het nemen van keuzes. Of verder studeren. Ook deze jongens komen we nog wel eens tegen in de sloppen. Sommige hebben daar een winkeltje en zorgen zo voor hun familie. Dit zijn de mooie dingen die je ziet in Kangemi. Andere jongens worden hulp-pastor of zijn evangelist geworden in een moslimwijk. Soms komen ze even terug op de farm. Vertellen dan de jongens over hun leven. En de kans die ze kregen. Dat het niet gemakkelijk was. Zelfs zwaar. Dat ze God hebben leren kennen. Als team ben je dan zo dankbaar dat je de mogelijkheid hebt gehad deze jongens een nieuwe kans te geven. Een levensveranderende kans.

Met dit verhaal heb ik u hopelijk een indruk van de farm gegeven. Een volgende keer wil ik u graag vertellen over het leven op de farm".

FRANS WELLER jr.

Afbeelding
Afbeelding