John Knox - De hervormer van Schotland (19)

Het ontroert Ralph. Dat gebed van John Knox gaat hem door merg en been. En onder het bidden lopen de tranen over zijn wangen. Na het amen wordt er weer een tijdlang niet gesproken. Maar daarna zegt Knox – en Ralph weet niet wat hij hoort: 'Als ik het goed begrepen heb, Balfour, hoor jij eigenlijk niet op de galeien. Ze hebben gedacht dat ze een ketter pakten, maar ze grepen jou, terwijl jij de kerk diende en geholpen had bij het vervolgen van de ketters! Dat was dus een enorme vergissing indertijd.'
Hoe is het mogelijk, dat Knox dit zegt. Ralph had het precies zó gezegd, twee jaar geleden, toen hij gevangengenomen werd. Maar nu denkt hij er toch iets anders over.
'Ik heb dat ook gezegd, dominee, en het was ook een vergissing. Als de soldaten geweten hadden wie ik was, zouden ze me niet hebben meegenomen. Maar ze konden dit niet weten. Ik had dubbelspel gespeeld. Ik had ook meegedaan aan de verdediging van St. Andrews, zo hard ik kon. Dat moest wel, omdat ik goed aangeschreven stond bij de Lesleys . Bij de moord op de kardinaal had ik immers als gids gediend.'
'Ja, zo gaat het, Ralph, de zonde is altijd een hellend vlak. We gaan, als God het niet verhoedt, van kwaad tot erger. Maar desondanks behoor je niet op de galeien.'
Ralph kijkt hier vreemd van op. Wat bedoelt de dominee toch? Hij moet eerst eens nadenken, voor hij antwoord geeft. Maar dan weet hij wat John bedoelt.
'Twee jaar geleden hoorde ik niet thuis op de galeien, dominee, dat is waar, maar nu wel. Zo is het! Ik heb het dubbel en dwars verdiend dat ik hier zit en ik hoop dat God mij de genade verlenen zal om mijn verdiende straf geduldig te dragen tot aan mijn dood. Ik hoop ook dat er dan van mij gezegd kan worden: Zo sterven de kinderen Gods.'
Nu is, op zijn beurt, Knox stomverbaasd. Is dat dezelfde man die een jaar geleden zo stug en nors was geweest? Had God het hart van die zondaar zo veranderd? In stilte dankt Knox de Heere. Dan zegt hij: 'Balfour, in de Bijbel staat: "Die zichzelve veroordeelt, wordt niet veroordeeld." Ik ben blij, dat jij je schuld hebt beleden. God zal je genadig zijn.'
Daarna vallen de beide galeislaven over hun roeiriem in slaap.

Drie dagen later legt de galei La belle femme aan in een haven van Noord-Engeland. De boeien van John Knox worden losgemaakt en hij kan als vrij man het schip verlaten, waarop hij twee jaar lang een ellendig bestaan heeft geleid.
Voor het zover is, neemt hij afscheid van zijn buurman. Hij drukt Ralph de hand en verzekert hem nogmaals – hij heeft het hem al eerder gezegd – dat hij alle moeite zal doen om hem van de galeien vrij te krijgen.
Ralph huilt alsof zijn vader afscheid van hem neemt. Als Knox aan wal is gegaan, glijdt de galei weer de zee op en Balfour gaat een donkere toekomst tegemoet. Nu zonder zijn goede vriend. Maar die vriend heeft een boodschap achtergelaten die Ralph niet vergeten kan. Hij heeft met hem gesproken over de Heiland, Die al onze zonden op Zich heeft genomen en door Wiens wil God ons al ons kwaad wil vergeven. Dat geeft Ralph troost tijdens de donkere jaren die hij nog te doorstaan heeft op de galei.

14. De woedende stier

Door een groot bos, dat zich uitstrekt tussen Dundee en Perth in Schotland, lopen op een avond in het begin van mei twee mannen. Ze hebben beiden een stevige stok in hun hand, die hen bij het wandelen steunen moet. En dat is wel nodig ook, want ze hebben al een lange wandeling achter de rug. Ze komen van Dundee.
'Als we stevig doorstappen, Ralph', zegt de oudste, 'kunnen we vanavond Perth nog wel bereiken, denk je ook niet?'
'Misschien wel, dominee. Ik zal blij zijn als we zover komen en we wat kunnen uitrusten, want reken maar dat ik mijn benen goed voel.'
De twee vrienden zijn weer bij elkaar. Acht jaar na de bevrijding van dominee Knox heeft ook Ralph de vrijheid teruggekregen en nu zijn ze samen op pad.
'Dat begrijp ik, maar je moet nog een poosje volhouden, Ralph. We zijn al heel gauw door het bos heen en ik vermoed, dat wij dan in de verte Perth al kunnen zien liggen.'
'Het wordt anders al aardig donker, dominee', begint Ralph weer. 'Het is misschien wel nacht vóór we in de stad zijn.'
'Kom, kom, de avond begint pas. Straks, als we buiten het bos zijn, is het een stuk lichter, dat zal je zien.' Dit blijkt inderdaad zo te zijn. Buiten het bos is het aanmerkelijk lichter, maar toch begint de avond nu snel te vallen.
Opeens blijft Ralph stilstaan. De dominee doet hetzelfde. Wat is dat voor een vreemd lawaai?
Ze kijken om en ontdekken dan dat er over het veld een grote kudde koeien nadert. Een paar herders lopen erachter. Zij drijven de beesten naar de stal. Plotseling springt een van de dieren uit de troep en belandt op de weg. Het is een geweldige stier. Met de kop naar beneden rent hij af op een jongen, die van de tegenovergestelde richting aangelopen komt.

Het domme dier heeft het blijkbaar op die jongen gemunt. De dominee ziet het gevaar, waarin die jongen verkeert. Hij rent op de stier toe en geeft het beest met zijn stok een stevige klap op de kop.

Het dier blijft een ogenblik beteuterd staan en daarvan maakt de jongen gebruik, om snel aan de kant van de weg achter een bosje kreupelhout te kruipen. Ralph en de dominee zwaaien beiden met hun stokken en drijven daardoor het dier weer naar de kudde terug. Het hele geval speelt zich in een paar minuten af.