Het geloof – een gave van God

Efeze 1:8

Christenen zijn behouden mensen, geredde schipbreukelingen. Zij hebben zichzelf niet kunnen redden. Vaak hebben ze dat wel geprobeerd, maar ze waren er niet toe in staat. God heeft hen gered. God heeft in Jezus Christus Zijn hand uitgestoken om zondaren te redden. Het heil, waarin de gelovigen mogen delen, komt van God alleen. Dat is de genade die de apostel hier bedoelt. God was het aan niemand verplicht om naar ons mensen om te zien. Maar in Zijn grote barmhartigheid heeft Hij naar ons om willen zien, heeft Hij ons willen redden en is Hij in Zijn liefde ook tot ons gekomen met Zijn heil.

Wij waren allen als schipbreukelingen, die ronddreven zonder de hoop gered te kunnen worden, dikwijls ook zonder de behoefte gered te worden. Maar God heeft ons in onze verlorenheid een reddingsboei toegeworpen om ons te redden. Die door God uitgeworpen reddingsboei is Zijn Zoon Jezus Christus. De drenkelingen die deze reddingsboei aangrijpen die worden behouden. Dat aangrijpen noemt de Bijbel het geloof.

Dat geloof nu is een gave van God. Het hele werk van de verlossing is Gods werk. Het is niet zo dat God een deel doet en wij mensen ook een deel. God doet alles. Hij doet wat voor ons en Hij doet ook wat in ons.

In onze catechismus wordt gevraagd: Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt, vanwaar komt zulk een geloof? Het antwoord is: van de Heilige Geest, Die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilige Evangelie en het sterkt door het gebruik van de sacramenten.

God werkt door middel van de prediking en de bediening van de sacramenten. Daarom komt ook tot ons de oproep om die middelen te gebruiken, om aanwezig te zijn bij de prediking van het Evangelie en om deel te nemen aan de sacramenten. We worden geroepen tot de prediking van het Evangelie en tot de deelname aan de sacramenten, want het is in die weg dat de Heere het geloof in uw hart wil werken en versterken.

Als we die middelen niet nodig menen te hebben, dan willen we wijzer zijn dan God, Die ons die middelen heeft gegeven om te gebruiken.

De overtuiging dat God het geloof werkt mag ons echter niet doen neerzitten in lijdelijkheid, maar moet ons uitdrijven naar de Heere. Bidt tot de Heere of het Hem mag behagen ook in uw hart het geloof te werken en te versterken.

Het is waar dat God het geloof van ons eist en als we ongelovig blijven is dat onze eigen schuld. Maar wanneer we tot geloof mogen komen, dan danken we God voor Zijn onuitsprekelijke gave.        

Dirksland, ds. J. Willemsen