John Knox - De hervormer van Schotland (18)

Geen veertien dagen later is de brief van Knox al gedrukt. Arlington brengt er zelf een pakje van bij James Clipton. 'Alsjeblieft', zegt hij, 'hier is het tractaat van onze Schotse Hervormer, gedrukt en wel.' James neemt een exemplaar aan en leest eerbiedig de aanhef: 'John Knox, de gebonden dienaar van Jezus Christus, aan zijn geliefde broederen, behorende tot de gemeente van het kasteel van St. Andrews, en aan alle belijders van het ware Evangelie van onze Heere: genade, barmhartigheid en vrede, van God de Vader, met bestendige vertroosting des Heiligen Geestes.' Clipton leest het hardop. Maar voor hij verdergaat, roept hij eerst zijn vrouw en kinderen en ook Pim in de kamer. Als ze allemaal zitten, leest hij de brief in zijn geheel voor. Het zijn indrukwekkende woorden, die Knox schreef, woorden waaraan de onderdrukte en vervolgde Gereformeerden vast en zeker moed en kracht zullen ontlenen. Er wordt hard gewerkt om de brieven te verspreiden en als Pim een bezoek aan zijn moeder brengt, mag hij er voor haar ook een meenemen. De jongen moet haar ook vertellen dat haar man naast dominee Knox op de roeibank van de galei zit. Er is bij het horen van dit nieuws veel blijdschap in het kleine huisje bij de poort. Vader leeft dus nog en de hoop dat hij eenmaal thuis zal komen, wordt weer sterker. De brief van dominee Knox bewaart vrouw Balfour als een kostbaar document en wel twintig keer leest zij het stuk door. Zij begrijpt wel niet alles wat erin staat, maar veel ervan is voor haar een rijke troost.

4. Eindelijk vrij

Het is het jaar 1549. De galei La belle femme koerst langs de kust van Engeland. Er wordt gezocht naar een geschikte havenplaats, want de boot moet aanleggen. De bevelhebber heeft opdracht gekregen om in een van de Engelse havens de galeislaaf Johannes Knox aan land te zetten. Hij zal ontslagen worden van zijn galeistraf. Twee jaar heeft hij intussen op de galeien gevangen gezeten. Een paar dagen eerder hoorde Knox het heuglijke nieuws van een van de slavendrijvers. Hij had meteen God gedankt voor deze ongedachte uitkomst. 'Spijt het je, dat ik de galei ga verlaten?' had Knox aan Ralph gevraagd. Die had gelijk geantwoord: 'Ja dominee, het spijt mij oprecht. Ik weet niet hoe ik het lijden van de galeien moet verdragen als u er niet meer bent.' 'Kom, kom, Balfour, we mogen niet op mensen vertrouwen, maar alleen op God, dat weet je toch wel?' had Knox toen gezegd. Ja, dat wist Ralph heel goed. In de lange maanden, die ze nu naast elkaar op de roeibank hadden doorgebracht, hadden ze heel wat met elkaar gepraat. Knox had niet nagelaten aan de galeislaaf van St. Andrews te vertellen over de Heere Jezus. Ralph wist weinig van de Heiland af. Al die maanden had Knox ook geweten dat hij naast de verrader van dominee Wishart zat, maar hij had er nooit met Ralph over gesproken. Als hij tot inkeer kwam, zou deze er zelf over beginnen, veronderstelde de hervormer. Langzamerhand had Ralph dit zelf ook wel begrepen, maar hij had de moed niet gehad. Maar nu komt het erop aan, begrijpt hij, en zal hij echt met zijn verschrikkelijke geheim voor de dag moeten komen. Nog maar twee, misschien drie dagen en dan zal dominee Knox de galei verlaten en dan zou hij hem niet meer kunnen zeggen welke schuld er op hem drukte. En dat moest toch. Hij kan toch onmogelijk afscheid nemen van zijn wijze vriend en lotgenoot en hem zijn groeten meegeven voor vrouw en kinderen, als hij niet eerlijk vertelt wat voor een man hij eigenlijk is. Bidden heeft Ralph nooit veel gedaan. Wel prevelde hij vroeger veel de gebeden die de Roomse kerk hem voorschreef, maar dit bidden had hem nooit getroost. Door de omgang met dominee Knox had hij de kracht van het ware gebed leren zien. Van de arme Jim Pattman had hij al iets geleerd en daarna had hij nog beter geleerd hoe noodzakelijk en belangrijk het dagelijks gebed is. Vaak had hij meegebeden met dominee Knox. Nu, zo onder het roeien door, bidt Ralph zelf tot God. Hij vraagt Hem om moed, om voor Knox zijn schuld te belijden.
Eindelijk op een avond, als de galei voor anker is gegaan en de roeiers mogen slapen over hun roeiriem heen, doet Ralph, zacht sprekend, het verhaal van zijn verraad. Het brandt hem als vuur op zijn geweten. Het was de geldzucht geweest, bekent hij eerlijk, die hem tot deze misselijke daad had gedreven. Maar in de twee jaren, die hij nu op de galeien had doorgebracht, eerst naast Jim en daarna naast de dominee, was hem steeds duidelijker geworden hoe slecht het was wat hij eens had gedaan. Nu zoekt hij vergeving … John Knox hoort deze schuldbelijdenis zwijgend aan. Zijn hart springt op van vreugde. Hier is een zondaar, die berouw, eerlijk berouw heeft over het kwaad dat hij deed. En voor zo iemand is er bij God immers altijd vergeving, zelfs van de grootste zonde. Eindelijk is Ralph uitgesproken. Hij zwijgt … Maar Knox zwijgt ook. Ralph had misschien verwacht dat de dominee nu geweldig tegen hem zou gaan uitpakken, dat hij hem allerlei verwijten naar het hoofd zou slingeren, omdat hij één van Gods kinderen aan de vuurdood had prijsgegeven. Maar Knox doet dit niet. Hij zwijgt lange tijd. Dan zegt hij: 'Balfour, laten we samen bidden.' En over de roeiriem gebogen bidt John Knox voor de galeislaaf, die naast hem zit. Nee, hij bidt niet voor die zondaar alleen. Hij bidt ook voor zichzelf. Hij stelt zich met Ralph op één lijn. Hier zijn twee zondaars, die zich voor God buigen en beiden Gods ontferming en genade over hun schuldig hoofd inroepen.

Verkeerde aflevering feuilleton

Per abuis is vorige week een eerdere aflevering van het feuilleton geplaatst. Deze week wordt de goede aflevering geplaatst.