John Knox - De hervormer van Schotland (18)

Even is er een beetje lawaai. Een plank wordt uitgelegd, Ralph hoort op de andere galei kettingen rammelen en even later komen de twee onderofficieren terug met een nieuwe nummer 28 in hun midden.
Ralph kijkt voor zich uit, terwijl de onderofficieren bezig zijn om de nieuwe op zijn plaats te bevestigen. Maar als zij zich verwijderd hebben, moet hij zijn nieuwe buurman toch eens even goed opnemen. Hij zal hem natuurlijk niet kennen, maar hij is toch nieuwsgierig.
Ralph kijkt stiekem naar de nieuwe. Wie is dat? Ziet hij het goed? Maar lieve mensen, dat is toch niet waar! Welnee, welnee, dat kan niet waar zijn! Als dat werkelijk zo is, dan wordt de roeibank van nu af een pijnbank voor hem.
De nieuwe kijkt nu ook naar hem. Hun ogen treffen elkaar en er gaat een schok door Ralph. Toch weet hij zeker, dat die man daar naast hem met die strenge ogen hem niet kent. Maar Ralph kent hem zoveel te beter.
Hoe is het nu toch ook ter wereld mogelijk, dat hij naast dominee Knox komt te zitten? Want de nieuwe die van La France werd weggehaald, is niemand anders dan dominee Knox, de dominee van St. Andrews.
Waarom keek de dominee hem zo indringend aan? Hij zal hem toch niet herkennen? Nee, dat kan niet. Bij zijn weten heeft hij Knox nooit ontmoet. Maar men kan aan de dominee verteld hebben dat Ralph Balfour dominee Wishart heeft verraden.
Ralph kijkt de andere kant uit, de zee in. Dan roeit hij weer met alle macht mee.
'Wie zat hier vóór mij op deze bank?' klinkt het opeens vriendelijk aan zijn rechterkant.
'Een heel magere man', probeert Ralph de vraag te ontwijken.
Maar de ander houdt vol: 'Kent u z'n naam ook?'
'Jawel, hij heette, meen ik, Jim Pattman.'
'Wat zeg je, Jim Pattman, van St. Andrews?'
'Ja, daar kwam hij vandaan.'
'Die ken ik heel goed, hij was in St. Andrews een van m'n trouwste kerkgangers.'
Ralph antwoordt niet, bromt maar wat. Ook de dominee zwijgt. Blijkbaar moet hij het verwerken dat Jim daar vóór hem op dezelfde plaats had gezeten. Eindelijk vraagt hij: 'Jij bent zeker ook Gereformeerd?'
'Ik ben Katholiek!' klinkt het kort.
Ralph is niet op z'n gemak. Waarom informeert die dominee Knox zo nauwkeurig naar alles? Het zal er nog op uitdraaien dat hij te weten komt wat hij, Ralph, had gedaan. Maar wat hindert dat ook? Wat kan hem deze dominee feitelijk schelen?
'Zo, bent u Rooms-Katholiek?' gaat Knox weer verder. 'En toch zit u op de galeien? Dan hebt u zeker een of andere misdaad op uw geweten.'
'Misschien wel, maar daarmee hebt u toch niets te maken?' Dat klinkt ruw, ruwer dan Ralph bedoeld had en het is eruit voor hij het weet.
John Knox doet er voorlopig het zwijgen toe. Het is ook waar, hij had met de zaken van die man niets te maken.
Aan de andere kant plaatst God hem nu op zijn weg. Hij is nu zijn naaste en hij mag hem toch niet aan zijn lot overlaten? Dus probeert hij een paar dagen later weer een gesprek aan te knopen.
'U komt zeker ook uit St. Andrews, nummer zevenentwintig?' vraagt hij. 'Och, ik noem u bij uw nummer, maar laten we dat niet doen, ik ben John Knox, de predikant van St. Andrews, en u bent?'
De bleke wangen van Ralph worden rood. Dat ontgaat Knox niet. Nauwelijks hoorbaar zegt hij: 'Ik heet Ralph Balfour. Ja, ik kom ook uit St. Andrews.'
Knox herkent de naam onmiddellijk, maar hij laat daarvan niets blijken. Deze man schaamt zich goed, dat is het eerste teken van beterschap. En opgewekt zeg hij: 'Ik geloof niet dat ik u ooit ontmoet heb, maar dat is ook geen wonder, want St. Andrews is ook zo groot en bovendien, u bent Rooms.'
't Is voor Ralph een pak van het hart, dat de dominee blijkbaar van niets weet. Nu is hij wel te vinden voor een praatje en als Knox hem een paar dagen later vraagt naar bijzonderheden over Jim Pattman, vertelt hij alles wat hij met Jim beleefd heeft gedurende het jaar, dat hij naast hem op de roeibank had gezeten.
Knox luistert er gretig naar en Ralph heeft er schik in dat hij op deze manier de dominee een genoegen kan doen.
Als hij verteld heeft over de laatste dagen van Jim, zegt Knox: 'Zo sterven de kinderen Gods, Balfour.' En daar schrikt Ralph zó van, dat hij een halve dag lang niet meer durft te spreken.
Die woorden lijken hem te achtervolgen. Ze herinneren hem telkens aan het sterven van dominee Wishart.
De galei koerst intussen op Schotland aan. Waar het precies heengaat, weten de gevangenen nooit. Ze moeten het opmaken uit wat ze de slavendrijvers tegen elkaar horen zeggen.
Knox heeft in het slavenverblijf kans gezien een brief te schrijven aan zijn vrienden in Schotland. Hij hoopt nu dat de galei de een of andere havenplaats zal aandoen, waar hij deze zal kunnen afgeven. Of het hem zal worden toegestaan, moet hij afwachten.
In de kleine rustpauzes die ze nu en dan hebben, heeft Knox de brief aan Ralph voorgelezen en tot zijn vreugde heeft hij gemerkt, dat deze ervan onder de indruk is. Hij hoopt van harte dat zijn kameraad tot inkeer zal komen.

Op zekere dag ziet Ralph de torenspitsen van St. Andrews. Hij kijkt eens opzij naast zich. Daar hoort dominee Knox te zitten, maar ze hebben hem naar het ziekenverblijf moeten brengen. Voor zijn leven wordt gevreesd. 'Kijk eens', zegt hij tegen een van zijn bewakers, 'hier zijn we gevangengenomen. Dit is de plaats waar dominee Knox gepreekt heeft.'