Dit is de dag, de roem der dagen

Dit is de dag, die de Heere ge­ maakt heeft. Laat ons op dezelve ons verheugen, en verblijd zijn.
(Psalm 118:24)

Dit is de dag die de Heere gemaakt heeft... Wat is dat voor een dag? Misschien de dag waarop de overwinning op de vijanden wordt gevierd? Of de redding uit een groot gevaar? In ieder geval: de dichter blijft niet staan bij de omstandigheden. Zelfs niet bij het feit dat hij of zijn volk zijn gered. Het gaat hem om de eer van Gods Naam. Aan het begin van zijn lied heeft hij alles en iedereen opgewekt om de Heere te loven: het huis van Israël, het huis van Aäron, zij die de Heere vrezen. Nu komt hij daarop terug: dit is de dag die de Heere gemaakt heeft. Eigenlijk mag dat gezegd worden van elke dag van ons leven: een dag die de Heere gemaakt heeft. Want wij kunnen zelf niet één dag maken. Al onze dagen zijn van Hem. En Zijn barmhartigheden zijn elke dag, elke morgen nieuw. Er is dus elke dag reden om ons te verheugen en verblijd te zijn. Verwonderd te zijn over zoveel trouw en goedheid van de Heere.

Maar Luther heeft terecht deze psalm gelezen als een psalm van Christus. Trouwens, de Heere Jezus Zelf heeft hem gezongen in de nacht van Zijn lijden, toen Hij uitging naar de Olijfberg. Het laatste lied van het Groot-Hallel. Voordat de benauwdheid op Hem afkwam zong Hij van redding uit de nood. Voordat de legerscharen uit de hel op Hem aanvielen zong Hij van de overwinning.

De door de bouwlieden verworpen Steen, de door God gelegde Hoeksteen, dat is Hij Zelf. In Wiens mond past dit lied dan beter dan in ZIJN mond? Dit is de dag die de Heere gemaakt heeft. ..

Zo wordt deze psalm een lied om gezongen te worden op de Paasmorgen. Dit is de dag, waarop de dood verslonden is tot overwinning. De dag waarop het leven en de onverderfelijkheid aan het licht zijn gebracht. Maar het is evengoed een lied voor de Pinksterdag, waarop Hij Zijn strijd zag bekronen met gaven tot der mensen troost. Allen die Hem vrezen moeten dit lied op hun lippen nemen, zei de dichter... En daar is wel reden toe! Maar dan kunnen we het ook uitsluitend zingen in gemeenschap met de lijdende Borg, de verhoogde Vorst en Zaligmaker. Hij zingt het vóór, en wij vallen Hem aarzelend en schuchter bij.

Dit is de dag die de Heere gemaakt heeft. De dag waarop Zijn levendmakende stem ons riep uit de dood. De dag waarop het God beliefde Zijn Zoon in ons te openbaren. De dag waarop Hij ons onderwees van uit Zijn Woord. De dag waarop we Zijn liefde mochten ervaren. De dag waarop we Zijn hand opmerkten in de leiding over ons leven. De dag waarop Hij ons redde uit een groot ge­vaar. En nog zoveel andere dagen. Te veel om op te noemen!
En straks de dag waarop Hij Zijn werk aan ons voleindigen zal. De dag waarop Hij ons komt halen om altijd bij Hem te zijn.
Wat een redenen om ons te verheugen en verblijd te zijn! Dat is een andere blijdschap dan die van de wereld. Die liederen zullen eindigen in weeklachten. Een andere blijdschap ook dan de opgeklopte vreugde die ons soms wordt aangepraat. Een vreugde om Hem, Die we niet gezien hebben en nochtans liefhebben.

Nee, de situatie is er dikwijls niet naar. Eerder het tegendeel. Veel wederwaardigheden, veel rampen. Door veel verdrukkingen. Meer sombere en trieste dan vreugdevolle dagen. En nochtans blij zijn in Hem. Vanuit de gevangenis schrijft Paulus aan de Filippenzen: verblijdt u in de Heere ten allen tijde.

Een vooroefening voor de grote dag, die komt. De dag die de Heere zal maken, en waarop geen nacht meer zal volgen. Nu, zeiden de Schotse theologen vaak aan het einde van hun preek, laat die gezegende dag komen, en laat alle andere dagen wegvlieden.

Wijlen ds. W. van Gorsel