John Knox - De hervormer van Schotlan (14)

Het heeft heel wat voeten in de aarde voor al de gevangenen van St. Andrews op hun plaatsen zitten. Er zitten al heel wat slaven op de galeien; deze nieuwe moeten ertussen gewerkt worden.
Eindelijk is alles gereed. 'Touwen los!' wordt er geroepen. 'Aan de riemen', klinkt het bevel.
Op hetzelfde ogenblik trekken ze allemaal tegelijk aan de riemen en langzaam verwijderen de galeien zich van de wal.
Onder de mensen die staan toe te kijken, komt nu beweging. Er wordt geroepen, gehuild, er wordt gezwaaid, iedereen is onder de indruk.
De galeien met hun lading vol verdriet glijden langzaam naar de Noordzee en verdwijnen eindelijk aan de horizon.
'Vaarwel, dierbaar vaderland', mompelt de magere buurman. 'Van nu aan is mijn oog gericht op het betere Vaderland, waar geen galeistraf mij meer treffen kan.'

4. Een vriend in nood

Een boer van tegen de zestig, met een sterke doornstok in de hand, stapt door de straten van St. Andrews. Hij kijkt naar links, dan weer naar rechts en zo nu en dan staat hij stil. Daaraan is duidelijk te zien dat hij iets zoekt. Hij houdt een voorbijganger aan, vraagt hem iets, maar die haalt de schouders op, schudt zijn hoofd, loopt weer verder.
Eindelijk heeft hij meer succes. 'Bij de poort, zeg je?' vraagt hij vriendelijk. 'Direct naast de poort, een huisje aan de rechterhand.'
'Mooi zo, dank u vriendelijk! Nu zal ik het wel vinden.'
Even later wordt er met een stok op de deur van het huisje bij de poort geklopt. Een vrouw doet open. 'Ben ik hier bij Ralph Balfour?' vraagt de boer vriendelijk.
'Jawel, hier wonen zijn vrouw en zijn kinderen, hijzelf is er niet. Hij is op de galeien…'
'Precies, dan ben ik op de goede plek; ik moet hier zijn. Uw man kent me wel, weet u, en die goede jongen van u ook. Roept u Pim maar eens, dan zult u het wel horen.'
Vrouw Balfour gaat naar het schuurtje en roept Pim.
De boer is intussen binnengekomen en zodra Pim hem ziet, roept hij vrolijk: 'Wel, moeder, dat is boer Clipton, bij wie vader zo vaak kalveren heeft ge­haald. U weet dat ik ook weleens mee geweest ben.'
Moeder zegt niet veel. Clipton is Ge­reformeerd en hij zal misschien weten dat haar man een verrader is. Bang voor wat er komen gaat, zegt ze aarzelend: 'O juist, u bent Clipton. Ik ken u niet, maar ik heb mijn man en Pim vaak over u horen spreken.'
'Ja, ja, die jon­gen kent me wel, ik ben James Clip­ton. Ik heb ge­hoord, dat uw man ook op de galeien gebracht is en nu kwam ik eens kij­ken hoe u het maakt.'
Wat zou de boer toch bedoelen, denkt vrouw Bal­four. Ik snap niet waarom hij ons opzoekt. Ik ken hem niet en wij zijn niet eens van zijn geloof …
Clipton schijnt de gedachten van de vrouw te raden. 'U zult wel vreemd opkijken dat ik hier kom', zegt hij.
'Ja, dat doe ik zeker. Ik begrijp niet, wat u hier brengt.'
'Nou, dat is heel gauw gezegd. Ik heb een knecht nodig. De winter staat voor de deur. Het vee gaat straks op stal en dan heb ik een flinke jongen nodig, die de hele dag in de stal bij de hand is om allerlei werkjes op te knappen. Ik dacht zo, Pim Balfour is daar net geknipt voor, als hij tenminste wil.'
Pims ogen stralen. Hij kijkt van de boer naar z'n moeder en van háár weer naar Clipton.
'Zou je willen?'
'Graag, moeder, graag. Boer Clipton kent me wel en moeder, hij heeft zo'n mooie, grote boerderij. Ik heb er vaak gespeeld. Laatst nog met Tom Arlington, u kent hem wel. En als ik er ben, moet u ook eens op de boerderij komen kijken. Dat moet u vooral doen, moeder! U zult het er vast ook mooi vinden.'
'Och, jongen', lacht de vrouw, 'zover is het nog niet. Je bent toch immers nog niet bij de boer.'
'Maar als u het goed vindt, ga ik erheen, moeder.'
'Daar zullen we het dan eerst over moeten hebben. Ga jij nu maar eens met Mary naar het schuurtje en leer haar alvast de werkjes die jij altijd voor me doet. Want stel je eens voor dat jij knecht wordt, dan moet Mary mij helpen; dat spreekt vanzelf.'
Vrolijk loopt Pim met Mary aan zijn hand de kamer uit.
'Wij zijn Katholiek, meneer Clipton, dat weet u toch?' vraagt de vrouw, als de kinderen weg zijn.
'En wat zou dat? Ik ben Gereformeerd en ik was een goede vriend van dominee Wishart.'
Vrouw Balfour krijgt een kleur. Het noemen van die naam maakt haar verlegen. 'Zou de boer weten wat haar man gedaan heeft? Och, dat is wel zeker. Pim had het immers van Tom gehoord en diens vader komt vaak bij Clipton.
'Weet u hoe het kwam, dat dominee Wishart ge­vangen genomen kon worden?' vraagt ze aarzelend.
De boer knikt.
'Maar waarom komt u dan hier naartoe om te helpen?'
'Als Wishart wist wat ik nu doe, zou hij dat zeker goedkeuren. Het is toch geheel volgens Gods Woord. Wij mogen geen kwaad met kwaad vergelden. Integen­deel, wij moeten goed doen aan degenen, die ons vervolgen. Ik dacht, dat u misschien graag hebt dat Pim bij mij knecht wordt en wat verdient.'
'Heel graag, meneer Clipton, want eerlijk gezegd…'
'Ja, ja, ik begrijp het wel,de man, die het brood verdiende, is weg en de spaarpot is leeg.'
Vrouw Balfour knikt. Ze kan niet spreken; tranen rollen over haar wangen.
'Dan ben ik precies op tijd gekomen. Pim is een flinke, sterke jongen, daar zal ik veel gemak van hebben op de boerderij. Hij kan wat verdienen. Het zal wel niet zo veel zijn, maar het helpt toch en bovendien, op een boerderij schiet weleens wat over. Hebt u dominee Knox ook gekend?'
'Ik heb hem een paar maal horen preken, toen hij hier in St. Andrews dominee was. Och, och, wat is dat een prediker.'
Het gezicht van vrouw Balfour klaart helemaal op. Ze heeft er schik in dat ze nu tegen Clipton eens iets kan zeggen wat hem zeker genoegen zal doen.