Naar buiten…

' ...ziet, ik breng Hem tot u naar buiten... Jezus dan kwam naar buiten... '

Joh. 19:4 en 5

Pilatus, de landvoogd, is niet voor een kleintje vervaard. Maar hoe moet hij zich hier uit redden? Moet hij niet allereerst het recht handhaven? Ja, dat is zijn eerste opdracht; maar daar kan het werkelijk niet van komen. Daarom kiest hij een van de vele zijwegen die het onrecht hem biedt. Hij voert de Heere mee. Hij toont hem aan de schare; en hij zegt: 'Ziet, ik breng Hem tot u naar buiten, opdat u weet dat ik in Hem geen schuld vind'. Slaagt hij in zijn opzet? Hoor de stemmen overslaan van woede en haat. Zij eisen de dood door kruisiging.                                
Intussen staat de Heere daar. Hij is naar buiten gebracht; Hij wordt voorgesteld. Wie heeft dat gedaan? Pilatus! Dat is waar en toch... Heeft God daar niet iets mee van doen? Ja, we schuiven Pilatus wat naar de achtergrond. Daar hoort hij ook. En we zien hoe God Hem aan ons voorstelt. Zondags in de bediening van het Woord. Maar ook nu. Zo staat Hij voor ons. Niet anders. Zo wordt Hij ons getoond. In het Woord uitgebracht tot allen en tot ieder persoonlijk. Getoond aan wie liever de andere kant opkijken.
Hier is Hij. De Heilige Geest richt onze ogen op Hem in het Woord. Wie zegt daar: 'Hoe kom ik toch bij Hem!?' Ik hoor zoveel over Hem en het laat me niet los; maar hoe bereik ik Hem toch? Hoort u dat Hij naar buiten gebracht wordt? Ook nu? Hij laat zich naar buiten brengen. Daar is Hij. Ik hoor de woorden van Pilatus nog in mijn oren. 'Ik vind geen schuld in Hem'. Dat is waar. In Hem is geen schuld. Wel op Hem. Dat is maar geen woordspeling; dat is het evangelie! Schuld op Hem. Op zich genomen. Op zich geladen. Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegdraagt. Zo staat Hij daar. Zo wordt Hij tot ons gebracht die buiten staan. Iemand vraagt: 'Die schuld; die Hij draagt, is daar iets van u bij, van jou en van mij? Wat is en blijft het waar dat Hij ons zeer nabij komt waar wij daarvan weten. Mijn schuld, waar Hij aan lijdt; wat nog meer is, die Hij wegdraagt.
Hij rukt die doornenkroon niet af om hem weg te werpen. Hij scheurt dat purperen kleed niet in stukken. Wat staat Hij als de bereidwillige voor ons. Dat breekt ons hart nog het meest. Bereidwillig om te dragen en weg te dragen wat ons de vloek en de dood aandoet. Die purperen mantel heeft de dieprode kleur van de zonde. En die doornenkroon, die vlochten wij door onze ongerechtigheden. Hij draagt ze. Hij aanvaardt ze. Om de stekels te verbreken en om dat rode te wassen tot de smetteloze witheid van wol en sneeuw. Ogen en harten worden naar Hem toe getrokken. Zijn overgave. Zijn liefde wint het van onze weerstand. Wie laat zich zo door Hem vinden? En terugvinden?
Pilatus spreekt profetisch 'Zie de Mens'. Niet 'een' mens. Nee, de tweede Adam. Omdat de eerste afviel van de levende God. Die doornenkroon en die mantel spiegelen ons voor hoe wij aan lager wal zijn geraakt.
Maar zie Hem ook naar voren treden. Zo draagt Hij de vloek. Hij verzoent de schuld. Hij verlost. Wie Hem zo ziet, proeft de zoete smaak van het evangelie, dat in geloof het hart vervult.
Wat een Zaligmaker is Hij, voor mij.

G.C.K. te P.