Om ons . . . !

Jes. 53:5

De profeet Jesaja heeft het licht van de verlossing mogen zien. Van verre. Dat wordt duidelijk, als men dit bekende hoofdstuk leest. Het lijkt haast een samenvatting van de lijdensgeschiedenis van de Heiland der wereld. Heel concreet schildert Jesaja wat er gebeurt: Hij is verwond, Hij is verbrijzeld... En Jesaja spreekt ook van de striemen!
In onze wereld en ook in ons persoonlijk leven kan er ook veel lijden zijn. We gaan vaak onder leed gebukt en we zuchten eronder. Door het geloof kan men echter soms veel steun hebben aan de wetenschap, dat een vader (dè Vader!) kastijdt en dat men erdoor gelouterd kan worden en er dichter door tot God kan worden gebracht.

Het lijden van de Heiland, onze Heere Jezus Christus, is echter niet te vergelijken met het leed van één van ons. Omdat het lijden voor Hem ook het karakter droeg van straf, en van vergelding. Dat zegt Jesaja immers ook in deze tekst. De stràf was op Hem. En dat was ook de reden, waarom Hij uit moest roepen aan het kruis: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?"

Zo moeten wij opzien naar onze Heiland, de Heere Jezus Christus. We moeten het aandurven zo het oog op Hem te richten, want anders staan wij te ver af van het kruis! Van de betekenis ervan. Maar ook te ver af van de Heere Jezus Christus zèlf! Het is de bittere werkelijkheid van het lijden van Christus, dat het gaat om straf. Om straf, die wij verdiend hebben, maar die Hij heeft gezocht... Als je daar geen oog voor hebt, geen geloofsoog, dring je nóóit door tot het grote geheimenis van het lijden van de Heiland der wereld.

Als het leed ons leven binnenkomt, vragen wij al heel gauw: "Waarom?" Maar heeft u die vraag wel eens gesteld ten aanzien van het lijden van Christus? Wat ons betreft moet die vraag beantwoord worden met: "Om onze zonden!" Maar dat kan niet gezegd worden ten aanzien van Jezus Christus. Bij Hem is geen sprake van ongerechtigheid of van zonde. Maar daarom juist worden Zijn wonden, Zijn verbrijzeling, Zijn striemen en Zijn straf zo onbegrijpelijk!

Jesaja licht evenwel een tipje van de sluier, die er over dat geheimenis ligt, op. Hij zegt, dat Christus' wonden niet in verband staan met Zijn, maar met onze zonden. Om onze overtredingen is Hij verwond. Opvallend, dat Jesaja juist dit woord gebruikt. Overtredingen. Door de zonde gaan mensen de gestelde perken te buiten. We kiezen zelf wat wij goed voor ons vinden en we laten dat niet aan de Heere God over. En zo stapelen we de overtredingen op. Maar Hij is om onze overtredingen verwond. En bij het kruis zien wij dus onze zonden. Daar hangt Hij voor u! Dat is de ernst van onze overtredingen, want: "Om onze overtredingen is Hij verwond".

Maar ook: "Om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld". Ongerechtigheden, dat zijn eigenlijk afwijkingen van de goede richting. God had de goede richting aangewezen; dat was: naar Hem. Want met God alléén kunnen wij leven. Maar het kromme en het verdraaide is bij uitstek het kenmerk van ons mensen en de goede richting willen we niet en kiezen we niet. De Bijbel zegt het zelf: Er is niemand, die God zoekt, ook niet één. Daar moeten we onszelf niet buiten sluiten, want anders kan Christus ons niet helpen. Dan zijn wij "te goed" voor Hem. Want Hij gaat in onze plaats staan. Hij heeft onze ongerechtigheden op Zich genomen en op Golgotha ziet u dan ook uw ongerechtigheden.

En dan die striemen! Had ons niet de gesel van Gods toom moeten treffen? Maar God heeft Zijn liefde getoond, toen Hij Christus stelde in onze plaats. Hij heeft onze straf gedragen. Het woord 'straf' krijgt in onze tegenwoordige tijd vaak de betekenis van: opvoedingsmaatregel. Maar het heeft ook iets van vergelding. En als je dat wèglaat, houd je van Golgotha weinig meer over. En je verliest de ernst van de zonde uit het oog. Erken, dat u straf verdient; straf die u doorboren zou. Die u striemen zou. En verbrijzelen…

Maar de straf heeft Hij gedragen! Christus' lijden is de losprijs voor uw straf. Op Golgotha schittert voor het geloof Gods recht, maar daar blinkt Zijn liefde even­zeer! Wie daarvan overtuigd wordt door de Heilige Geest, die mag ontdekken waarvoor Christus heeft geleden: om Plaatsbekleder te zijn; Borg en Middelaar, die genezing en vrede brengen zal. Met deze twee woorden brengt de profeet Jesaja de rijkdom der genade tot uit­drukking van onze Heere Jezus Christus. Als je in oorlog leeft, verlang je nergens harder naar dan naar vrede. En oorlog is er altijd, als er overtreding is. En oorlog is er ook overal, waar ongerechtigheid is! Maar vrede komt er, waar een zondaar zijn wonden, zijn striemen en zijn verbrijzeling en straf leert zien en van Christus belijdt: Hij is onze vrede!

En dan is dat onlosmakelijk verbonden met genezing, want de Middelaar en Borg is ook: de Heiland, die heelt. De profeet Jesaja verkondigt zo nadrukkelijk de Heere Jezus Christus als de Borg en Middelaar gepredikt. Heel nadrukkelijk heeft hij het echter over: onze overtredingen, onze ongerechtigheden, en ons de vrede, ons genezing geworden.

Kunt u dat nazeggen? Als u in deze lijdensweken Christus volgt op de Via Dolorosa, de weg van smarten? En dan misschien zelfs nog persoonlijker: Mijn Borg, mijn Redder en mijn Zaligmaker? Wie dat door Gods Heilige Geest zeggen mag, wordt getrokken naar het kruis, waar ook voor hem genezing en vrede is te vinden. Want: Hij heelt alle wonden en stilt alle smart!

Dirksland, M. v.d. L.