John Knox - De hervormer van Schotland (28)

Hij heeft een vierwielig wagentje, waarvoor hij zijn ezel spant en waarmee hij de geweven stoffen weer terugbrengt naar de eigenaars. Nu is Jack met een boodschap van zijn moeder op weg naar het huisje van de oude linnenwever. Hij vindt de man in de schuur, terwijl hij bezig is om zijn ezel hooi, brood en water te geven.
'Morgen, Roger!' roept Jack vrolijk, als hij van de pony gesprongen is en de schuur binnenstapt.
'Morgen, jonker', groet de linnenwever beleefd terug.
'Zeg Roger, heb je voor mijn pony misschien ook een beetje hooi? Het beestje heeft zo hard gelopen.'
'Zeker, maar niet hier in de stal. De pony moet buiten blijven, want hij zou ruzie krijgen met mijn ezel, als ik hem ernaast zet. En ruzie hebben we in deze wereld al genoeg.'
Al babbelend heeft Roger de pony aan een ring in de schuur vastgebonden en het beest een pluk hooi gegeven.
'Kom maar mee naar binnen, dan kun je uitrusten van de rit', nodigt hij Jack vriendelijk uit.
Als ze in de kamer zitten, kijkt Jack nieuwsgierig om zich heen. Hij ziet de grote weefstoel van Kingley, verbaast zich over de eenvoudige meubelen en dan valt hem opeens iets bijzonders op.
'Zeg Roger, heb jij geen kruisbeeld aan de muur hangen?'
'Welnee, jongen, waarom zou ik? De Heere Jezus hangt immers niet meer aan een kruis? Dat is verleden tijd. Hij is nu in de hemel.'
'Ja, maar bij ons hangen er in elke kamer wel twee en beelden van heiligen zijn er ook.'
'Best mogelijk, jonker, maar ik houd me daar niet mee op. Vroeger ben ik ook zo dwaas geweest, maar nu weet ik gelukkig beter.'
'Ben jij dan soms een ketter?' vraagt Jack fluisterend, alsof hij bang is dat iemand anders dan de oude Roger deze vraag zal horen.
'Zo noemen ze me wel, ja, maar we zijn het niet. Ik zou denken dat het juist andersom is. Maar laten we daarover niet twisten, zeg maar eens welke boodschap je moeder heeft meegegeven.'
Jack brengt de boodschap over en dan wil Roger over het weer gaan praten. Maar daar gaat de jongen niet op in.
'Dus jij bent het eens met John Knox?' vraagt hij opeens.
'Nou je me dat zo op de man af vraagt, jonker, wil ik daar niet omheen praten', zegt de linnenwever. 'Ja, ik ben het helemaal eens met dominee Knox, al hang ik dat niet aan de grote klok. Het is alleen jammer, dat die goede man uit Schotland moest vluchten voor de vervolging.'
'Maar hij is weer terug, Roger', roept Jack vrolijk, blij dat hij de oude man een prettig nieuwtje kan vertellen.
'Hoe kan dat nou?' klinkt het verbaasd. 'Zeg, wie heeft jou dat wijsgemaakt?'
'Niemand, ik weet het zeker, want hij heeft mij het leven gered en hij heeft bij ons gelogeerd en met een rijtuig heeft vader hem naar Edinburgh laten brengen en toen mocht ik mee. Ik kreeg nog een boekje van hem ook. "Als aandenken", zei hij. Och, hoe heet het nu ook weer. O ja: "Vermaning aan de christenen"!'
Ineens houdt Jack zijn mond. Hij krijgt een kleur en de linnenwever kijkt hem verbaasd aan.
'Zeg eens', zegt hij lachend, 'zit jij me wat op de mouw te spelden?'
'Nee, Roger, heus niet, het is allemaal waar wat ik vertel.'
'Nou, waarom krijg je dan ineens zo'n rode kleur?' vraagt de linnenwever.
'Er schoot me iets te binnen. Ik zei immers, dat ik van dominee Knox een boekje gekregen had. Nou, dat boekje heb ik verstopt onder het stro van mijn bed, omdat ik zo gauw niet wist, waar ik het laten moest. Ik was van plan er de volgende dag een betere plaats voor op te zoeken. Want vader was zo vreselijk kwaad, toen hij begreep, dat het Knox was die bij ons logeerde.'
'En hij had het hem zelf aangeboden!' zegt Roger.
'Ja, maar toen wist vader nog niet, dat die man Knox was. Later vertelde hij het zelf en toen wilde vader zijn woord niet breken. Het kwam allemaal door die stier, begrijp je.'
'Nee, daar begrijp ik niets van, ik weet niets van een stier af, jonker.'
'Ja, dat is ook zo, nou, dan zal ik het je vertellen.' En dan volgt het hele avontuur. 'Toen ik terugkwam van Edinburgh was ik nogal opgewonden. Ik vertelde, dat dominee Knox zo vriendelijk met me gepraat had en dat hij gezegd had, dat alleen de Heere Jezus onze zonden vergeven kan. Dat daar geen heiligen en geen priesters en geen goede werken aan te pas komen.'
'Precies, zo is het net!' zegt de linnenwever. 'En toen werd vader zo vreselijk boos en hij noemde mij een halve ketter. Na het eten moest ik direct naar bed. Gelukkig had ik nog niets verteld over het boekje en ik heb dat toen onder het stro gestopt. Maar ik moet er nog een betere plaats voor zien te vinden. Want als vader dat boekje in handen krijgt, zal er wat zwaaien.'
'Weet je wat, jonker, breng het maar hier. Ik zal er wel voor zorgen dat niemand het hier vindt en dan mag ik het toch zeker ook weleens lezen, is het niet?'
'Maar natuurlijk, Roger, jij mag het lezen zo vaak als je wilt. Zo gauw als ik kan, zal ik het bij je brengen. Als jij het voor me wilt bewaren, doe je me een groot plezier, want heus, ik durf het thuis niet te houden.'
'Dat is ook beter van niet. Het is veel te gevaarlijk voor je. Je vader noemt je nu al een halve ketter, ik hoop dat je eens een hele ketter wordt, jonker. Alleen de Heere Jezus, Die kan ons redden, vergeet dat nooit.'
'Dominee Knox zei precies hetzelfde, Roger.'
'Dat zal wel, het is ook de enige waarheid.'
'Weet je wat ik graag zou willen?'
'Nou, wat dan?'
'Dat ik dominee Knox eens kon horen preken.'
'Dat zou ik ook wel willen. Misschien komt er nog weleens een kans voor', en de wever aarzelt even, '… en vind je het goed, dat ik je dan waarschuw?'