Afbeelding
Foto:

Goeree-Overflakkee pronkt veelkleurig

Rond deze tijd transformeert Goeree-Overflakkee van grijs en zwart naar geel, rood, paars, oranje en andere frisse kleuren. Het is een fenomeen, dat verwondering oproept en veel mensen op de been brengt. Tweede helft april: van de Plaat tot de Punt staan de tulpen in bloei.

Volgens Arie Wesdorp, akkerbouwer en bollenteler in Sommelsdijk, gaat het op Goeree-Overflakkee om vijf- tot zeshonderd hectare. "De teelt neemt niet echt toe, het areaal is stabiel. Er zijn hier tien tot vijftien telers. Wel zie je percelen groter worden. En ook ieder jaar verschuiving door het gebied." Dat laatste heeft te maken met de vruchtwisseling per perceel: het ene jaar staat het ene gewas erop, het jaar erna een ander. De tulpenbollen vormen dan onderdeel van het teeltplan.

"De animo voor tulpenbollenteelt is op Goeree-Overflakkee ooit ontstaan in de jaren zestig vanuit de toen op het eiland alom aanwezige gladiolenteelt. Dat was toentertijd een geliefd maar kwetsbaar gewas vanwege de hoge ziektedruk, je kon het niet frequent telen. Die teelt verplaatste zich voortdurend naar andere gebieden. Maar door de gladiolen was er op ons eiland wel gevoel ontstaan voor de sierteelt. Ook omdat men bekend was met de afzet, was de overgang naar tulpenbollen vaak een logisch gevolg. De tulp was daarmee een welkome vervanger voor de gladiool."

Temeer, geeft Wesdorp aan, omdat het klimaat hier goed is, de lichtere kleigronden bij uitstek geschikt zijn én er voldoende zoet water voorhanden is om het gewas voldoende te laven. Toch is Goeree-Overflakkee op het gebied van tulpenbollenteelt nog steeds een 'buitengebied'. Het Nederlandse areaal is circa 10.000 hectare groot en vooral te vinden in de overbekende Bollenstreek (Keukenhof), de IJsselmeerpolders, Noord-Holland en het oosten van het Nederland. "In de oude teeltgebieden heb je meer diversiteit, meer soorten tulpen, maar ook andere bolgewassen", aldus Wesdorp.

De Flakkeese teler zegt affiniteit met de bollenteelt te hebben. "Ik ben me gaan specialiseren omdat ik het leuk vind. Je moet als teler gevoel hebben voor de kleur en de afzetmogelijkheden. De afzet is niet altijd eenvoudig; je kunt als teler nu eenmaal niet snel inspelen op een andere vraag. Een rode tulp met een gele rand, bijvoorbeeld. Maar de hoofdkleuren – geel, rood en bv. paars – blijven altijd wel."

Soortechtheid

"De kwaliteit van de bol is heel belangrijk. Die blijft zichtbaar in het eindproduct. Je moet het gewas ziektevrij houden. Daarom lopen er vóór de bloei zoveel mensen op het land. Ze controleren op virusaantasting en op soortechtheid. De bloemproductiebedrijven waar wij onze bollen aan leveren, moeten er wel op kunnen vertrouwen dat ze gezonde tulpen krijgen en als ze honderd rode hebben besteld, moeten er niet vijf gele tussen zitten."

Eind april, begin mei: drukke tijden voor de bollenboer. Arie Wesdorp: "We planten in oktober. In februari begint het groeiseizoen en in de tweede helft van april is de bloeitijd. De bloeitijd varieert, dat heeft te maken met de temperatuur. Maar op 30 april bloeien er altijd tulpen. Daarna gaan de bloemen eraf – koppen noemen we dat – en is de grote drukte op het veld voorbij. Na de bloei gaat de bol groeien. Als het droog is moet je wel de vochtvoorziening op peil houden. Vanaf de tweede helft van juni gaan we rooien. Het product wordt dan klaargemaakt voor aflevering aan onze klanten, vaak de zogenoemde broeierijbedrijven. Die kweken ze op voor de bloemenverkoop. Ons eigen plantmateriaal blijft in de schuur. De plant voor het volgend jaar is dan al in aanleg aanwezig, heel minuscuul."

Prachtig, die bloeiende tulpen op Goeree-Overflakkee. De mensen genieten ervan. De kleurige velden trekken ook toeristen. Ze moeten wel kilometers maken, want de velden liggen verspreid over het eiland; van een aaneengesloten tulpengebied is geen sprake. Gelukkig is er nog meer te zien in de polders. Koeien in de wei, uitgestrekte aardappelvelden. Imponerende vergezichten.

Onderschrift: Arie Wesdorp tussen de bedden op zijn akker waaruit massa's tulpen tevoorschijn komen. Foto: Hans Villerius