Overhandiging van het werk Classis Brielle 1574-1623 door dr. Wim Visser (m) aan de burgemeester van Brielle, drs. Gregor Rensen (l) en mr. Tertius Abbo, praeses van de classis Brielle in de PKN. (Foto: Willem van de Ridder)
Overhandiging van het werk Classis Brielle 1574-1623 door dr. Wim Visser (m) aan de burgemeester van Brielle, drs. Gregor Rensen (l) en mr. Tertius Abbo, praeses van de classis Brielle in de PKN. (Foto: Willem van de Ridder) Foto: Willem van de Ridder

Nadere reformatie stamt uit 1573

BRIELLE - Op vrijdagmiddag 6 november zijn in de raadszaal van het 14e-eeuwse voormalige stadhuis ongeveer 60 aanwezigen bijeen. Minstens evenveel paar ogen kijken toe vanuit drie immense schuttersstukken die de wanden sieren. Die middag worden de Classicale Acta van Den Briel uit de periode 1574-1623 gepresenteerd. Bij deze gelegenheid benaderen vier sprekers vanuit diverse invalshoeken het thema.

Door Willem van de Ridder

De samensteller, dr. Wim Visser, promoveerde in 2013 in de geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij deed dit door middel van een omvangrijk bronnenonderzoek naar de handelingen van de vergaderingen van de gereformeerde kerken in dit gebied. Hij voorzag die tevens van een ruim 300 pagina's tellende inleiding. Het bleek een project van zo'n twintig jaar. Van tevoren had men hem gewaarschuwd. "U moet er wel rekening mee houden dat u daar enkele jaren mee bezig bent", zo haalt hij op. Visser wordt geprezen voor zijn werk: "We kunnen blind garanderen dat hij volledig is geweest".

Schat aan informatie

Door deze kerkenraadsnotulen inzichtelijk te maken, is er een schat aan informatie ontsloten. Kerkelijke bronnen uit deze periode zijn vaak veel beter bewaard gebleven dan de archieven van overheden op het platteland. Ze geven een doorkijkje in het leven van alledag van de zestiende- en zeventiende-eeuwer. Ze gaan over huwelijk en armoede, geloof en bijgeloof en leven en dood.

Overeenkomst

Als eerste spreekt dr. Joke Roelevink, de drijvende kracht achter de serie van de publicatie van classicale acta. "Elke bestuurder heeft het weleens meegemaakt. De ogen van de voorzitter gaan bezorgd staan, die van de secretaris vragend. Is het wijs om dit op te schrijven? Beter van niet, eigenlijk. Voorzichtigheid heeft de overhand gekregen. Het kan ook zijn dat een deelnemer aan de vergadering wenst, ja eist, dat iets in of juist buiten het verslag wordt gehouden. Onenigheid ligt op de loer of is al ontstaan. Later kan opnieuw gesteggel ontstaan bij de goedkeuring van de notulen. Het is niet zó gezegd, niet zó bedoeld, of de meerderheid denkt dat er iets anders is besloten dan een minderheid of een enkeling. Kortom, er ligt soms veel verborgen onder een onschuldig ogend verslag. In de classicale vergaderingen van de zestiende en de zeventiende eeuw was het vast niet anders."

Overleg summier

De onderzoekster constateert echter ook grote verschillen met de vergaderpraktijk uit de zestiende en zeventiende eeuw. De vergaderingen zijn niet agenda gestuurd, de praeses bepaalt de vergaderorde. Hij brengt een punt te berde en houdt daarna 'omvraag', waarbij de leden advies kunnen uitbrengen. De voorzitter weegt de standpunten, alvorens een conclusie te trekken. Het is dus niet zo dat de meerderheid beslist. Van beraadslagingen is dus eigenlijk geen sprake.

Geen verslag

De acta zijn handelingen. Het gaat om besluiten, niet om een verslag. De voorzitter bepaalt wat er wordt opgeschreven. Conflicten kunnen tamelijk eenvoudig worden toegedekt. Is het niet om eenheid naar buiten uit te stralen, dan wel omdat de overheid het zo wil. Volgens Roelevink is dat een verklaring waarom kerkelijke onenigheden zo lang lijken te sluimeren en dan plotseling uitbreken.

Veel actaboeken vertonen weinig doorhalingen en wijzigingen. De scriba maakt eerst een klad of schreef een minuut. Na goedkeuring schrijft hij het in het net in het boek. Voorgestelde of aangenomen wijzigingen worden niet opgegeven. Wijzigingen worden gewoon aangebracht.

Tucht

Tuchtzaken komen pas bij de classis terecht als de plaatselijke kerkenraad er niet meer uit komt. In de eerste trap wordt de probleemfiguur in stilte gemaand. Dit komt niet in de acta terecht. Als na een lange aanloop de zaak toch bij de classis terecht komt, heeft men vaak te maken met een onhandelbaar type en is zorgvuldige verslaglegging geboden.

Predikant

Wegens een mogelijk conflict met de overheid, worden formele verrichtingen van de predikant minutieus beschreven. Zeker wanneer het om schorsing en afzetting gaat. Van gehouden examens en preken wordt geen verslag gedaan. In da acta gaat het vooral om financiële en juridische zaken. De conclusie van mevrouw Roelevink luidt dan ook: "Voor inzicht in de achtergronden van godsdienstige onderwerpen zijn de classicale acta namelijk geëigende bron".

Spannende tijd

Vervolgens spreekt prof. dr. Simon Groenveld, emeritus hoogleraar in de geschiedenis en promotor van Wim Visser. De tijdspanne van de acta is erg spannend. Hierin worden staat en kerk gevestigd en gevormd. Vanuit de zuidelijke Nederlanden trekken veel immigranten naar het noorden. Veel van hen zijn calvinist en blijven onderweg hangen. Ook in de classis Brielle strijken er veel neer.

Verzuiling

De verzuiling wordt vaak gezien als een ontwikkeling sinds de 19e eeuw. Maar volgens Groenveld is er hier in de 17e eeuw ook al sprake van organisatie van de eigen aanhang. Zo worden in Abbenbroek eigen bijscholen gesticht en activiteiten georganiseerd voor de eigen kerk. Er wordt gehuwd binnen eigen kring en firma's opgericht met geloofsgenoten. "Het eigen volk eerst." De historicus Van Deurssen heeft gezegd: "Calvijn is geen oecumenicus". Er wordt niet naar eenheid gestreefd. "Kerkelijke normen prevaleren boven de sociale normen. Anderzijds bleef sociale verkeer onderling wel bestaan. Toen en later."

Reformatie

Prof. dr. Fred van Lieburg belicht de geschiedenis van rooms-katholieke zijde. "Het is nog maar de vraag wanneer de reformatie in ons land plaatsvindt. Als Luther op 31 oktober 1517 de 95 stellingen op de deur van de slotkapel te Wittenberg timmert, is er in de Nederlanden nog weinig zichtbaar wat op een reformatie duidt."

Rooms-Katholieke reformatie

Het concilie van Trente wordt veelal gezien als een antwoord op de protestante reformatie. Maar het kan ook gezien worden vanuit een bredere Middeleeuwse lijn van concilies. Hieruit volgt een nieuwe indeling van de bisdommen. De eilanden Goeree en Overflakkee horen tot het bisdom Middelburg, Voorne en Putten horen bij Haarlem. In 1571 houdt het bisdom Utrecht kerkvisitatie in Den Briel. Een jaar later, op 1 april 1572 – de verovering van Den Briel op de Spanjaarden – worden de rollen definitief omgedraaid. De katholieke reformatie is mislukt.

"Reformatio exactior"

Op 15 december 1573 schrijven twee Zeeuwse predikanten uit Vlissingen en Veere een brief aan een predikant uit Delft. In de in Latijn geschreven brief komt de zinsnede "reformatio exactior" voor. "Reformatio" duidt vanzelf op reformatie. "Exactior" kan vertaald worden als exactere, verdere of nadere. De predikanten wensen met hun collega uit Delft hierover samen een 'bijeenkomst te beleggen'. Daartoe spreken ze in 'de metropool' Den Briel af. Niet alleen vanwege de bereikbaarheid vanuit praktisch oogpunt, maar ook vanuit historisch oogpunt. Van een ontmoeting in Den Briel is het echter nooit gekomen. "Je kunt het wel zo zien, dat de Synode van Dordrecht van 1574 voortgekomen is uit deze poging", aldus Van Lieburg. Tijdens die synode wijzen Brielse afgevaardigden op het belang van overeenstemming tussen leer en leven. Ze verklaren dat men veel kerken "daer den dienst des Woordts noodich is, woest vindt leggen, waerdoor alle vervremdinge van godsdyenst, godloosicheyt ende vleyschelicke wulpsheit is wassende".

"Voor zover we nu weten, is de bewuste brief de eerste vermelding waarin de termen 'nadere' en 'reformatie' bij elkaar worden gevoegd", aldus de hoogleraar religiegeschiedenis.

1 april

Tenslotte spreekt de samensteller van de Acta, dr. Wim Visser. Op 1 april 1572 veroveren de watergeuzen Den Briel op de Spanjaarden. Door de komst van de geuzen is er lokaal weinig meer over van de rooms-katholieke kerk. Voor zover Visser weet, komt het woordje 'paap' maar twee à drie keer voor in de acta. Na 1573 werden alleen gereformeerde kerkdiensten in het openbaar toegelaten en werd het gebruik van de kerkgebouwen exclusief aan hen toegewezen.

Maar in de praktijk blijkt dat anders. In de vroedschap, een bestuurlijk college, van Brielle mochten ook 'dopers' worden toegelaten. De burgervader van dezelfde stad stond bekend als wederdoper. En in Spijkenisse zaten ook dopers in de schepenbank. In 1622 kochten ze in Middelharnis een huis om hun diensten in te houden.

Rol overheid

Tegen invloed bij de benoeming betaalde de overheid de traktementen van predikanten en schoolmeesters. De overheid streefde naar een kerk voor het hele Hollandse volk, zodat al wat niet rooms was zich niet behoefde af te zonderen. Bij de benoeming van predikanten spelen de volgende partijen een rol: de kerkenraad, de gemeente, de classis, de ambachtsheren, de schout en schepenen, de baljuw van Voorne, de stad Brielle en de staten van Holland. Duidelijk is dat de machtsbalans naar de overheid doorslaat. Door de verschillende belangen is het eenvoudige onderscheid tussen kerk en overheid te simpel.

De baljuw van Voorne, vriend van Van Oldenbarnevelt, is destijds Otto van Zevender. Hij speelt een dominante rol. Zo melden de acta over hem: "Heyrvoerdere ende leydtsman, zonder denwelcken de Edele magistraten niets ofte immers seer weynich gedaen hebben".

Notulen weg

Onder de kerkelijke twisten tijden het Twaalfjarig Bestand loopt de spanning hoog op. Merkwaardig is dat van 1615 tot 1618, voor de Dordtse Synode, de notulen van de contraremonstranten ontbreken.
Ook twee predikanten uit de Classis Brielle ondertekenen de remonstrantie: Rijckewaert en Barlaeus.
Tussen 1612 en 1618 zijn er negen nieuwe predikanten in de classis gekomen. Daarvan zijn er zeven remonstrants. Zij zitten voornamelijk in Voorne.

Onlusten

Onduidelijk is hoe de verhouding remonstrants/contra-remonstrants onder het kerkvolk is. Wel blijkt uit de acta dat kerkgangers uit Stad aan 't Haringvliet naar Den Bommel trekken om daar "gesonde spijse voor hun sielen te halen". In Middelharnis komt het in 1619 tot onlusten als Carpentius wordt afgezet om zijn remonstrantse prediking. Maandenlang hield op last van schout en schepenen een gerechtsdienaar toezicht tijdens de diensten om 'alle moetwillige ende ongemodesteerde in stillicheyt te houden'. Wat wel duidelijk is, is de conclusie zoals Visser die in zijn dankwoord trekt: "We waren hier niet geweest als de wind op de fameuze 1 april uit een andere hoek had gewaaid."

De 1181 pagina's tellende uitgave is verdeeld over twee delen. Ze zijn te bestellen bij de webshop van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis: www.huygens-b2c.nl. Kostprijs: € 59,- .