De kazematten in Luxemburg.
De kazematten in Luxemburg. Foto: J. van Hoorn

Eilanden-Nieuwsreis naar de Moezel

Vorige week ging een aantal lezers van Eilanden-Nieuws op stap voor een reis naar de Moezel. De heer J. van Hoorn, één van de deelnemers, schreef onderstaand verslag. Ook de foto's zijn door hem gemaakt.

"De reis, georganiseerd door het Eilanden-Nieuws, begon op maandagmorgen veelbelovend. Het weer was schitterend, de deelnemers hadden er zin in.

In het begin is het altijd even aftasten. Er zitten in zo'n groep altijd wel mensen die elkaar kennen, maar er zijn er ook bij die elkaar nog nooit gezien hebben.
De ervaring leert, dat je in het begin als vreemden tegenover elkaar staat, en dat je aan het eind van de reis als vrienden uiteengaat. Daaraan hebben de reisleider, Jaap Mackloet, en de chauffeur, Joost van de Wetering, een aanzienlijke bijdrage geleverd.

Kastellaun, een vanwege de wijnbouw welvarende plaats op de Hunsrück, was de plaats waar we in een prachtig hotel - 'hotel am Rehberg' - tot vrijdag zouden bivakkeren We zouden de Moezel gaan volgen van Koblenz naar Trier, zo'n 130 km. en af en toe ook nog wel eens afstand van de rivier nemen.

De kronkelende Moezel, een paradijselijk stukje wereld, is omzoomd door tientallen schilderachtige plaatsjes met z'n (vaak witte) kerktorentjes en daarachter aan weerszijden de wijnbergen. De pluk was net begonnen. Hoe kunnen die plukkers met die druivenbakken op hun rug, zich op de vaak steile hellingen staande houden, vraag je je af. Je moet het allemaal gezien hebben om te beseffen hoe indrukwekkend het allemaal is.

Hoe geliefd deze streek is, zie je ook aan de honderden caravans en campers langs heel de route. Langs de Moezel, die met wel 25 sluizen bevaarbaar is gemaakt, loopt een pad, waar je al fietsend kan genieten van alles wat je om je heen ziet, de kastelen en de burchten, ook de appel- en notenbomen.

Onze reis begon in Koblenz, de plaats waar Rijn en Moezel elkaar ontmoeten, 'Deutsches Eck'.
Op dat punt vind je een kolossaal monument van keizer Wilhelm I, dat te beklimmen is en vanwaar je prachtige foto's van de omgeving kunt maken. Je kunt ook met een kabelbaan naar de overkant van de rivier, naar een kasteel. En wie het wat rustiger aan wilde doen, maakte gebruik van een van de gezellige terrasjes aan de oever.

Toen de tijd voorbij was, begon de klim naar ons hotel. Via meerdere haarspeldbochten kwamen we op de Hünsruck, waar we genoten van een wijds uitzicht met – ook hier – diverse windmolens, die wat afbreuk aan de omgeving deden, maar die stellig van nut zijn. Ook zonnepanelen zie je veel.
Een vriendelijke dame wachtte ons op en serveerde kort daarna een maaltijd, waarvan we na een dag waarin we zoveel indrukken hadden opgedaan, best genoten.

Jaap besloot de dag met een korte meditatie en gebed, waarna ieder zijn kamer beneden, op de eerste of tweede verdieping opzocht.

De tweede dag zouden we in het centrum van de stad Luxemburg doorbrengen. Het regende, maar de regen beïnvloedde de stemming niet. We zagen aan alles dat het Groothertogdom, dat eens aan Nederland had toebehoord, een rijk landje is. Het wemelt er van de banken. Het werkloosheidscijfer bedraagt nog geen 7%. Tot 1890 was Luxemburg met Nederland verbonden. Dat is nog te zien aan de vlag, dezelfde driekleur als bij ons. In 1890 kreeg het land zijn onafhankelijkheid. Een gids bracht ons bij de kazematten, die eens dienden om de stad te beschermen tegen aanvallen van buiten, heel oud, met daarnaast een hypermodern museum. Hoe krijg je het verzonnen. Wie Luxemburg bezoekt, stapt ongetwijfeld de enorme kathedraal binnen en bekijkt ook het paleis, midden in de stad. Ervoor loopt een schildwacht, keurig in de pas, strak voor zich uit starend heen en weer. Hij is tot geen glimlach te bewegen. Voor een regeringsgebouw liepen veiligheidsmensen uit Tibet – dat was te zien aan het gewaad en gelaat – te wachten op de een of andere hoogwaardigheidsbekleder, die binnen was.

Boeiend is het uitzicht op de benedenstad met zijn prachtig aangelegde tuinen en op de stad aan de overkant van een erg lange brug.

Joost verraste ons op een terugtocht door 'Zwitsers' Luxemburg en een stemmig muziekje. Het weer was ondertussen wat opgeklaard, al was het nog niet van het ' het het en het je je'.

De derde dag was voor de stad Trier, de oudste stad van Duitsland, eens hoofdstad van het Romeinse Rijk, aan de beurt. Trekpleister is de 'Porta Nigra', de zwart geblakerde poort uit 150 na Chr.

Trier is rijk aan kunst en cultuur. Bouwwerken uit de Romeinse tijd zijn behalve de Porta Nigra, de Basiliek, eens de residentie van de bisschop, later de troonzaal van de keizer, van onder meer Constantijn de Grote, die tot het christendom is overgegaan, nú een kolossale christelijke kerk met een oud en een nieuw orgel; de Kaiserthermen, een Romeins badhuis, een soort sauna; het bijzonder fraaie in restauratie zijnde keurvorstelijk paleis met zijn schitterend aangelegde tuinen; een oud - nauwelijks herkenbaar - Romeins amfitheater, waar gladiatorengevechten hebben plaatsgevonden en waar ook nog eens twee Frankische koningen voor de leeuwen zijn gegooid; de Römerbrücke, de Romeinse brug over de Moezel, en zo kunnen we nog wel een poosje doorgaan. Een ding wil ik nog noemen: de herbouwde Joodse synagoge. De stad heeft voor de oorlog veel Joden gekend. Het aantal werd door Hitler tot 40 teruggebracht. Nu wonen er weer ongeveer 2000.
Meerdere gebouwen komen voor op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

Maar naast al dit oude, is er ook een groot plein met marktkramen en zijn er gezellige, drukke winkelstraten, waar je volop kunt 'shoppen', waar ook door een aanzienlijk deel van de groep een dankbaar gebruik gemaakt werd.
U zult het ondertussen wel hebben begrepen: Het kost geen enkele moeite om een dagje in Trier door te brengen.

Maar dat deden we niet. We zouden nog een bezoek brengen aan Bernkastel. Om daar te komen reden we weer langs een onvoorstelbaar mooi stukje Moezel. Het weer begon langzamerhand iets te verbeteren. Het was afwisselend nat en droog, meer nat dan droog. Bernkastel is een toeristische topper, schilderachtig gelegen tussen de wijnbergen, met boven in de bergen een ruïne, een overblijfsel van het zomerpaleis van de aartsbisschop van Trier.

In het stadje heb je het marktplein met z'n fraaie fontein, z'n prachtige raadhuis en vakwerkhuizen, z'n stille hoekjes, romantische steegjes en winkelstraatjes, met hier en daar op de muren teksten, die alles met de wijn te maken hebben. Je komt er niet uitgekeken.

Wat we niet wisten: de wijnstokken worden na ongeveer twintig jaar weggekapt, dan ligt het land zeven jaar braak. Om nog wat aan de kost te kunnen komen, worden er dan zonnebloemen of perziken op gekweekt, pas daarna worden er weer jonge wijnstokken aangeplant.

De vierde dag begon met een bezoek aan Beilstein. Dat was een gouden greep van de reisleider. Dit piepkleine plaatsje, schuin tegenover Cochem, aan de andere kant van de Moezel, heeft wel zo ontzettend veel te bieden en is wel zo indrukwekkend mooi. Beneden heb je de vakwerkhuizen die dicht op elkaar staan in kronkelige straatjes. Je klimt via stenen trappen naar boven en je komt bij een keurig onderhouden karmelietenkerk, en ga je nog hoger, in totaal wel honderd treden, dan kom je bij de ruïne 'Burg Metternich' met zijn vijfhoekige toren. De bus bracht ons na dit indrukwekkend gebeuren bij een luxe boot in Cochem, waarmee we een tochtje van een uur over de Moezel maakten. Omdat het in tegenstelling tot de vorige dagen stralend weer was, genoten we vanaf het dek van alles om ons heen. Vóór ons zagen we het kasteel, de burcht, op een naar schatting honderd meter hoge berg.

Het stadje, met niet meer dan 5000 inwoners, heeft veel te bieden, maar telkens weer ontdek je: het draait allemaal om de wijn.

Je hebt er het sfeervolle marktplein met het stadhuis en de fontein, de vakwerkhuizen rondom, de kerk met gebrandschilderde ramen en twee orgels. We troffen het, op één van de orgels werd een concert gegeven.

Nadat we een paar uur in Cochem doorgebracht hadden, bracht Joost ons in Kyllburg. Daar is de abdij van Himmerod. In het klooster vertoeven nog monniken die zich een aantal keren per dag verzamelen voor gebed en bezinning. Op het brede terrein eromheen vind je bloemenkassen en forellenkwekerijen. In de kolossale kerk bevindt zich een vier klaviers orgel, een prachtig instrument. Nadat onze reisleider in die kerk een meditatie had verzorgd, mochten we de samenzang van enkele geestelijke liederen op dat prachtige orgel begeleiden. Wat een akoestiek in die kerk! Een belevenis! Jaap bracht met zijn prachtige basstem nog een paar liederen ten gehore.

En nog was het programma niet afgewerkt. Joost had nog een verrassing in petto. Na de maaltijd bracht hij ons in Boppard aan de Rijn. De groep waaierde uit om de plaats wat nader te bekijken. Op een terrasje vlakbij de boulevard vonden we elkaar weer.

Al vroeg in de morgen ging het vrijdag op huis aan. Maar niet regelrecht.

We mochten het centrum van Antwerpen nog gaan bekijken. Daar tref je een machtige kathedraal en nog meer monumentale gebouwen aan, maar ook gezellige winkelstraatjes.

Nu was het echt gebeurd. Door een van de deelnemers werd aan Jaap en Joost alle lof toegezwaaid. Een andere deelneemster had de hele reis in dichtvorm op papier gezet en droeg dat voor. Ons wachtte ten slotte nog een afscheidsdiner. Daarna werd met een lach en een traan afscheid van elkaar genomen.

Aan een reis, waarbij honderden foto's zijn gemaakt, was een eind gekomen.

Het zal voor de directie van het Eilanden-Nieuws niet gemakkelijk zijn om haar lezers opnieuw een reis aan te bieden van een dergelijk gehalte. Maar wie weet, er zijn meer mooie plekjes in de wereld."

De Eilanden-Nieuwsreizigers.
Het paleis in Luxemburg.
Het hotel waar het gezelschap verbleef.
De Porta Nigra in Trier.
De Moezel.
Afbeelding
Reisleider Jaap Mackloet (links) en chauffeur Joost van de Wetering
De schrijver van het artikel achter het vier klaviersorgel.
De wijngaarden.