Niet op de zelfgekozen weg

Psalm 25 vers 4: HEERE, maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden.

Het is al bijna weer vakantietijd. Velen van ons hopen er straks op uit te trekken, de één naar een bestemming in ons land, de ander naar een bestemming in het buitenland. Vaak al heel lang van tevoren hebben we de plaats en het vakantiehuis uitgezocht waar we dit jaar met vakantie naar toe willen gaan. Soms moeten we een hele lange reis maken, voordat we de plaats van onze bestemming bereikt hebben.
Nog niet zo lang geleden was dat een heel gezoek: dan zocht je in de atlas de plaats van je bestemming op en stelde je de te rijden route vast. Sinds de komst van de het navigatiesysteem is het niet zo moeilijk meer om op de plaats van onze bestemming te komen: zolang alle satellieten werken worden we via de kortste weg feilloos naar de plaats van onze bestemming geleid.
Wat voor de vakantie geldt, dat we de plaats van onze bestemming moeten kennen en de route daar naar toe, geldt ook voor ons leven. Ook ons leven heeft een doel, een bestemming, en daarom is het voor ons allemaal nodig dat wij in het leven de weg weten, zodat we aan het einde van ons leven daar ook aan zullen komen: in het Vaderhuis met de vele woningen.
Nu is er een gezegde dat luidt: er zijn veel wegen die naar Rome leiden. Dat mag dan zo zijn, maar dat geldt niet voor onze levensreis. Er is maar één weg die leidt naar het Vaderhuis met de vele woningen. Alle andere wegen zijn uiteindelijk niets dan doodlopende wegen. De grote vraag is of wij die weg naar dat Vaderhuis ook kennen!
Als we eerlijk zijn, moeten we het allemaal zeggen dat we die weg niet weten, niet meer kennen, omdat we allemaal zondaar zijn en dat we – zonder hulp van buitenaf – nooit op die plaats van bestemming aan zullen komen. Zonder die hulp van buitenaf zullen we verdwalen en uiteindelijk omkomen.
Dat is iets waar de dichter van de 25e Psalm achter gekomen is in zijn leven. Hij weet het: ik ben de weg kwijt, ik verkeer in groot gevaar. En dan doet hij het enige wat echt helpt: hij vertelt dat allemaal heel eerlijk aan de HEERE zijn God. Hij zoekt zijn heil en hulp bij Hem en vraagt het: HEERE, maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden.
Wat een vertrouwen spreekt er uit deze woorden. Deze dichter vertrouwt zich helemaal en onvoorwaardelijk toe aan de leiding van HEERE in Zijn leven. Hij is er stellig van overtuigd dat de HEERE hem die weg ook bekend zal maken. In vers 7 lezen we dat hij zegt dat de HEERE de zondaars onderwijst in de weg. Hij vraagt dus om helderheid hoe hij reizen moet.
Het verbazingwekkende is dat de HEERE hem en ons de weg wil wijzen, ondanks het feit dat wij door eigen schuld de weg niet (meer) weten. En dan toch wijst de HEERE deze dichter de weg. Maar niet alleen hem, Hij wijst ook ons de weg en zo brengt Hij ons, verdwaalde mensen die we zijn, weer terug op de weg, terug op Zijn weg. Hoe? Hij wijst ons die weg door ons te wijzen op Zijn geboden die Hij ons gegeven heeft in Zijn Woord. En zo, al gaande in het spoor van die geboden, mogen we het weten op de goede weg te zijn en mogen we Hem volgen Die de Weg, de Waarheid en het Leven is.
Vanuit ons eigen leven weten we het misschien ook wel, dat die wegen en paden van de HEERE ons soms helemaal niet aanstaan en we nogal eens geneigd zijn een andere – in onze ogen snellere of gemakkelijkere – weg of route te nemen. Maar wanneer we dat onverhoopt doen komen we er al snel achter dat we zo niet het doel van onze levensreis zullen bereiken. Er zit maar één ding op: terugkeren van onze zelfgekozen weg en onze weg vervolgen over de weg die de HEERE ons wijst. Dan alleen zijn en blijven we op de goede weg. Dat dit de enige weg is, daarvan spreekt de dichter in het 10e vers: ALLE paden van de Heere zijn goedertierenheid en trouw, voor wie Zijn verbond en Zijn getuigenissen in acht nemen. Alleen wanneer we op die wegen en paden gaan, handelt God met ons naar Zijn verbond en zullen we Zijn goedertierenheid ervaren en zullen we eenmaal veilig op onze bestemming aankomen (vers 10).

Ds. B. de Borst, Den Bommel