"En Agag zeide: Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken." 1 Samuël 15:32

Het was voor Agag een hachelijk ogenblik toen hij werd gevangen genomen door koning Saul. Het volk had van God de opdracht gekregen om af te rekenen met Amalek, omdat het zich vijandig had opgesteld toen Israël uit Egypte kwam. Alles moest zonder pardon worden gedood, zowel mens als dier. Aanvankelijk schijnt Saul zich te houden aan deze wraakactie in opdracht van God. Al het volk verbant Saul door de scherpte des zwaards. Maar hij maakt een uitzondering voor de koning der Amalekieten en voor het beste vee. Dat Saul het beste vee spaart is nog te begrijpen, want dat heeft waarde, maar waarom hij Agag heeft gespaard is niet duidelijk. Wellicht omdat Agag koning was.
Als Samuël komt en hij ziet Agag en het vee is hij diep teleurgesteld en vertoornd. Maar Saul heeft hiermee zijn eigen ondergang bewerkt. Want omdat Saul het woord des Heeren verworpen heeft, heeft de Heere hem verworpen.
Wanneer Agag tot Samuël wordt gebracht gloort bij hem de hoop dat de bedreiging van zijn leven definitief van de baan is. Wat kan hij nog duchten van zo'n oude man, en hij zegt: Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken! Hij is te trots om te smeken om genade, of zijn leven mag worden gespaard. Bovendien: zal hij die, zoals Samuël verder zegt, zo veel mensen de dood injoeg, zelf bang zijn voor de dood? In zijn woorden beluisteren we overmoed en uiteindelijk zelfbedrog.
Sinds de mens geluisterd heeft naar de leugen: Gij zult de dood niet sterven, koestert ieder mens de heimelijke hoop dat hij hier het eeuwige leven heeft. Het geloof in de medische macht stelt velen gerust. Steeds weer nieuwe ontdekkingen hebben de gemiddelde leeftijd van de mens verhoogd. De gedachte hieraan heeft bij velen de angst voor een vroegtijdig sterven weggenomen. En worden we bedreigd door een zwaar en langdurig lijden vanwege een ziekte of een ongeluk, dan kan men door een vrijwillige, vroegtijdige dood zijn leven beëindigen. Dood is immers dood?! Vandaar toename van euthanasie, want de duivel zorgt dat de bitterheid des doods is geweken. Wat een bedrog, want hoewel het woord euthanasie betekent goede dood, milde dood of genadedood, het zal een vreselijk ontwaken zijn in de eeuwigheid als men op deze manier aan zijn einde komt.
Helaas komen we dit zelfbedrog niet alleen tegen buiten de kerk, maar ook in de kerk. We zullen allen nog wel toestemmen dat na het sterven ons een eeuwig lot wacht, hetzij een eeuwig wel, hetzij een eeuwig wee. Wij vinden het verschrikkelijk als iemand dit ontkent. Maar geloven wij zelf wel hoe bitter de dood zal zijn als we onbekeerd sterven? O, welk een valse gerustheid bij hen die week aan week, vaak al jaren, horen van hel en hemel. Mogen horen dat God een genadig en barmhartig God is voor hen die zich met hun zonden en ellende, tot de volkomen Zaligmaker wenden. Maar dat God ook een heilig en rechtvaardig God is, Die Zich zal wreken aan degenen die het Evangelie ongehoorzaam zijn.
Hoe aangrijpend is het als wij onder zulk een boodschap onbewogen blijven en dezelfde mens blijven die wij altijd geweest zijn. Soms tot op het sterfbed is er bij veel kerkmensen die geen Borg voor een ziel hebben de bitterheid des doods geweken. Lezer(es) hoe zal het straks met u zijn als de dood bij u zal aankloppen?
Zeker, daar kan verandering in komen wanneer de algemene werkingen van de Heilige Geest de zondaar gaan overtuigen. Eén van de eerste dingen die we dan gaan zien is dat we moeten sterven, maar dat we niet kunnen sterven vanwege onze onverzoende staat. Dan kan de verzoeker komen met een tekst, een belofte of een psalmversje. En met een waangeloof grijpt men dan de Heere Jezus aan, en gelooft men dat Hij ook voor hen is gestorven. De angst gaat dan over, de bitterheid des doods wijkt, want men is verlost. Maar nog nooit heeft men de bitterheid van de zonde geproefd.
Wee die prediker die - zoals Saul Agag verschoonde - het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord, niet recht gebruikt. Door hem niet zijn doodstaat aan te zeggen, en hem te wijzen op de noodzaak om te sterven aan de zonden, de wet, onze eigenwillige vroomheid, kortom aan onszelf. En niet wijst op Hem Die de dood heeft verslonden tot overwinning. Hij alleen verzoent ons met God, en schenkt uit genade, dus onverdiend het eeuwige leven.
Door het geloof in Zijn Naam wordt de zondaar vrijgesproken van alle schuld en straf. Dan wijkt de bitterheid en mogen wij de zoetheid van de liefde en genade van God in Christus smaken.
O eeuwig wonder, zij die hun dood-zijn in misdaden en zonden gaan inleven, en door de wet sterven aan de wet en alles wat geen God in Christus is, aan hen wordt het leven geschonken in een Ander. Die voor de Zijnen, door de genade Gods voor allen de bitterheid van de dood gesmaakt heeft. Hij heeft toen geroepen: "'k Heb buiten U, daar Ik zo bitter lij', geen hulp te wachten." De dood is Hem bitter geweest, omdat Hij de bitterheid van de zonden daarin geproefd heeft. Zo heeft Hij verlost degenen die met vreze des doods, door al hun leven, aan de dienstbaarheid onderworpen waren.
Lezer(es), vlucht en zucht dan met uw zonden, dood en nood tot Hem. Het leven te zoeken en het menen te hebben buiten een persoonlijke geloofsvereniging met Christus is zelfbedrog. Maar een doodschuldige zondaar die gelooft in Hem heeft het eeuwige leven. Dan mogen we zeggen met MacCheyne: "Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf, nu neemt mij geen satan de zegekroon af. Mijn Jezus geleidt mij door de aardse woestijn. "Gestorven voor mij!" zal mijn zwanenlied zijn."

Ds. N. van der Want, Melissant