Afbeelding
Foto:

De ambachtsheren van Grijsoord hadden wat te vertellen in Oude- en Nieuwe-Tonge

MIDDELHARNIS – Ooit was het openbaar bestuur van Goeree-Overflakkee in handen van tal van gemeenten en polderbesturen. Maar er waren ook heerlijkheden die een bepaalde macht hadden. Zo'n heerlijkheid was Grijsoord. Het archief van de heerlijkheid Grijsoord is onlangs in bewaring gegeven aan het streekarchief Goeree-Overflakkee.

Door Kees van Rixoort

Wat is een heerlijkheid? Een heerlijkheid, ook wel ambachtsheerlijkheid, is een Hollandse instelling, al daterend van de late middeleeuwen. Een hogere bestuurder gaf aan trouwe onderdanen een aantal bevoegdheden in een deel van zijn eigen gebied. Het complex van bevoegdheden en rechten werd een ambachtsheerlijkheid genoemd. Degene die het kreeg mocht zich ambachtsheer of –vrouwe noemen. De ambachtsheren hoefden niet per se ook eigendommen (land of huizen) in dat gebied te bezitten, maar het kwam wel voor. Men kon een heerlijkheid erven, daarnaast was er sprake van doorverkoop.

Waaruit bestonden de rechten en bevoegdheden? Die verschilde van heerlijkheid tot heerlijkheid, maar meestal ging het om invloed bij benoemingen in het dorpsbestuur, de kerk en de school, en het betrokken zijn bij een deel van de rechtspraak. Ook het heffen van belastingen ten eigen bate viel eronder, want een heerlijkheid moest wel winstgevend zijn, zeker wanneer je er flink voor betaald had.

De meeste van deze rechten werden in de Franse tijd gezien als 'feodaal' en daardoor afgeschaft. Maar allerlei restanten bleven tot in de twintigste eeuw van kracht.

Eerste heren

De heerlijkheid Grijsoord omvat Oude- en Nieuwe-Tonge. De heer van Voorne gaf de gorzen van Grijsoord in 1421 aan Gerrit van Boshuizen en Pieter van der Steenhuizen. Zij waren dus de eerste heren van Grijsoord. Zij hadden zeggenschap over de uitvoering van de wet, en kregen allerlei privileges in de vorm van visrecht, windrecht, recht van vogelarij, recht van collatie (zeggenschap bij benoemingen in kerkelijke functies), tiendrecht (recht op een tiende deel van de opbrengst van het land) en aanstellingsrecht van ambtenaren. Aanvankelijk was het weinig lucratief, maar toen het land bedijkt was en de dorpen groeiden, vormde de heerlijkheid een zekere bron van inkomsten.

In de loop der tijden werd de heerlijkheid gesplitst onder erfgenamen en werden delen verkocht, zodat er vele ambachtsheren tegelijk konden zijn. Vanaf het begin waren het vooral rooms-katholieke families, vaak uit de zuidelijke Nederlanden en het latere België, die Grijsoord op de achtergrond bestuurden. In 1795 waren er maar liefst 131 heren en vrouwen, maar in de negentiende eeuw nam het aantal geleidelijk af, omdat de familie Cuypers uit Bergen op Zoom aandelen van anderen opkocht. In 1994 waren er nog elf gerechtigden.

Zij hadden overigens nog maar weinig rechten. Er is nu nog een aantal mensen dat aan Grijsoord betaalt voor visrechten of het laten lopen van schapen op dijken. Officieel moeten de molenaars ook nog 'windrecht' betalen, Maar dit is in overleg met de Molenstichting Goeree-Overflakkee symbolisch geworden.

Zwervend archief

Zoals een dorps- of gemeentebestuur een administratie heeft en het daarbij behorende papier produceert, laat ook een ambachtsheerlijkheid het nodige archief na. Omdat er zoveel heren waren, die ook nog eens ver weg woonden en zelden of nooit in Oude- of Nieuwe-Tonge kwamen, werden de rechten beheerd door een rentmeester. Deze hield regelmatig zitting in het zogenaamde Ambachtsherenhuis, wat gestaan heeft in de Voorstraat van Oude-Tonge (op de plaats van de huidige huisnummers 25 en 27). Waarschijnlijk werd daar ook het archief bewaard. Maar het archief is gaan zwerven. Na de verkoop van het Ambachtsherenhuis in de negentiende eeuw aan een particulier is het archief mogelijk bewaard bij de familie Anemaet, die een aantal rentmeesters leverde. In de twintigste eeuw was notaris Van Ispelen rentmeester en beheerder van het archief. Maar in 1939 besloot ambachtsvrouwe gravin De Chambure-Cuypers op eigen initiatief de archieven over te brengen naar haar woning, huize De Mattemburgh te Hoogerheide. Tijdens de Duitse bezetting werden ze naar weer een andere plek overgebracht.

Aan het zwervend bestaan kwam een einde toen mevrouw M.M. Warning zich ermee ging bemoeien. Zij was ook ambachtsvrouwe, weliswaar voor een kleiner deel dan de gravin, maar tevens archivaris. Door haar toedoen is het grootste deel van het archief overgedragen aan het Nationaal Archief in Den Haag. Het archief werd daar geïnventariseerd, zodat het toegankelijk is voor geïnteresseerden.

Naar Middelharnis

Het archief van de heerlijkheid Grijsoord is sinds enkele maanden op Goeree-Overflakkee. Aan het verzoek van archivaris Jan Both om het archief naar Middelharnis over te laten komen, is welwillend gehoor gegeven, ook door de huidige heren van Grijsoord, onder wie T.N. Schelhaas, een archivaris.

<kader>

Benoeming dominees

Het archief van de heerlijkheid Grijsoord bevat onder meer correspondentie tussen de heren en hun rentmeesters, boeken met alle genomen besluiten over benoemingen en financiële overzichten. Er zijn ook stukken over de verkoop en aankoop van grond. De heren kochten soms grond aan om het te verpachten. Daardoor hebben veel mensen in Oude- en Nieuwe-Tonge te maken gehad met de heren en vrouwen. Vooral de laatste grondeigenaars, de graaf en gravin de Chambure-Cuypers, leven nog wel in de herinnering, evenals hun niet altijd geliefde rentmeester Van den Berg.

Het archief bevat voorts stukken over nieuwe polders ten zuiden van Oude-Tonge, zoals de Lodewijkspolder en de Aymon Louisepolder uit het begin van de negentiende eeuw. Die waren voor een groot deel in bezit bij de familie Cuypers. Vermeldenswaard zijn ook de stukken over het Vrouwenhuisje (1616-1953), een boek met de akten van verkoop van grond en huizen in de periode 1550-1650 en het Veldboek uit 1585, dat een opsomming bevat van alle percelen grond buiten de dorpen, met de namen van de eigenaars en huurders.

Vooral de stukken over de benoemingen in de rechtbank en het dorpsbestuur en de aanstelling van predikanten en onderwijzers zijn een waardevolle aanvulling op de dorpsarchieven. Tot ver in de negentiende eeuw kon er onenigheid zijn over wie het laatste woord had bij aanstellingen van predikanten. Het was een rare situatie dat de voornamelijk katholieke heren, die de hervormde dorpskerk nog nooit van binnen hadden gezien, zich bemoeiden met het benoemen van protestantse predikanten.