Het kantongerecht ter plaatse van de moeilijkheden, v.l.n.r. de verdachte mevr. v. Z., de griffier dhr. Joh. Tanis, mevr. v. B. en dhr. v. Balen, de kantonrechter Mr. Naaijen en geheel rechts de Off. van Justitie.
Het kantongerecht ter plaatse van de moeilijkheden, v.l.n.r. de verdachte mevr. v. Z., de griffier dhr. Joh. Tanis, mevr. v. B. en dhr. v. Balen, de kantonrechter Mr. Naaijen en geheel rechts de Off. van Justitie. Foto: Archief

Officier van Justitie en Kantonrechter stellen zich persoonlijk op de hoogte van 'parkeerkwestie' in Nieuwe-Tonge

Door zich persoonlijk op de hoogte te gaan stellen hebben de Officier van Justitie mevr. Mr. Korvenius en de kantonrechter Mr. Naaijen vrijdagmorgen geoordeeld dat de ruimte voor de woningen van de fam. v. B. aan de Molendijk niet als een uitrit maar als een uitpad aangemerkt dient te worden. Die conclusie betekende vrijspraak voor verd. mevr. J.A. van Z.-W. aan wie tenlaste was gelegd haar auto voor de uitrit te hebben geparkeerd welke tenlastelegging ter zitting door haar werd ontkend.

Verd. wees erop dat de ruimte niet een uitrit is mede omdat de trottoirband niet wordt onderbroken, haars inziens is het slechts een uitpad voor fietsen en brommers. Zij wist dat de nieuwe bewoners van de woning die onderaan de dijk staat de politie hadden gevraagd haar te verbaliseren en de politie, een kennis van v. B., had dat gedaan nadat hij had gevraagd of ze daarom toch niet boos zou zijn. "Dat ben ik niet..." verzekerde verd. die meende volkomen in haar recht te staan. "Ik sta boven op de dljk en daar geldt geen verbod, als het een uitrit zou zijn dan mag ik het niet maar we wonen daar al 19 jaar en al die tijd is het wel toegestaan", verdedigde ze haar standpunt. Mr. Naaijen besloot persoonlijk een kijkje te nemen omdat de overhandigde foto's hem te weinig informeerden. Ter plaatse kwam de Officier al spoe­dig tot de conclusie dat inderdaad niet van een uitrit mocht worden gesproken, een constatering waarmee Mr. Naaijen volledig instemde. Ten aanhore van beide partijen, ook de fam. van B. was aanwezig, verklaar­de Mr. Naaijen in de niet verharde ruimte geen uitrit te zien, anders zou het kunnen zijn wanneer de plaats verhard was en voor het verkeer duidelijk als een parkeerplaats was te herkennen. Mr. Naaijen ging dan ook accoord met de door de Officier gevraagde vrijspraak. Aan verd. werd wel gevraagd te streven naar een practische oplossing van het conflict en de auto zo mogelijk op eigen terrein te zetten, De overburen dreigden evenwel met straffer maatregels!