Het Geuzenliedboek
Het Geuzenliedboek Foto: Archief

Onderdrukking en verzet, hoop en geloof in oude en nieuwe geuzenliederen

Op dinsdag 5 mei 2015 wordt in de Hervormde Kerk van Sommelsdijk een herdenkingsavond gehouden ter gelegenheid van het feit dat 70 jaar geleden een einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Vooraf enkele artikelen om een indruk te geven van de soort liederen die we die avond hopen te beluisteren en vooral: die we hopen te zingen. Het zou geweldig zijn als we u en jou via deze voorproefjes enthousiast kunnen maken voor deze avond. Natuurlijk staan op 5 mei a.s. ándere gedichten en liederen centraal dan die we nu aan bod laten komen:

Door: K. van Walsem

Het is nog maar enkele dagen geleden dat Duitse bommen in Rotterdam veel slachtoffers maakten. Tussen de smeulende puinhopen loopt een Hagenaar en wat hij ziet, vervult hem met grote woede. Thuis gekomen pakt hij de pen en lucht zijn hart:

Ik ben een doodgewone man,
Die moeilijk iemand haten kan,
Maar Hitler moet ik haten
Ik haat hem met een wilde haat,
Ik wens die duivel niets dan kwaad
en zal dat nimmer laten.

Ik wens hem, dat hij voor zijn dood,
(Niet op een praalbed, in de goot)
Zijn rijk ineen ziet vallen.
Dat hij, door iedereen gesmaad,
Zal sterven, door het sluw verraad,
Van één van zijn vazallen.

Ik wens hem, dat het laatste woord,
Dat hij op deze aarde hoort,
Zal zijn: beest, vaar ter helle.
Dat men bespuwe zijn gelaat,
En dat de zwervers van de straathem dan ten dode kwellen.

Ik ben een doodgewone man,
die moeilijk iemand haten kan,
Maar Hitler moet ik haten.
Dit zegt u, vrind, genoeg misschien:
'k Heb gistren Rotterdam gezien,
Vol … zingende soldaten![1]

Een eerste uiting van verzet en zo ervoeren de Duitsers dat ook: het schrijven en drukken van dit soort gedichten en liederen kon mensen het leven kosten. Het was poëzie van het volk voor het volk: 'opgezegd, nagezegd, met de pen overgeschreven op vodjes papier, op kantoren van de ene schrijftafel doorgegeven naar de andere, op scholen stopte de ene leerling ze stilletjes in de zak van de andere, op fabrieken werden ze in de Wc's op de muur gekrast. Ze werden gestencild en soms gedrukt. Maar bovenal, ze werden herkend, begrepen en op de hoge golven van een gemeenschappelijke emotie functioneerden ze waarlijk als de stem van een volk, als troost, als getuigenis, als wapen en schild.'[2] Een plotselinge herleving van het geuzenlied uit de 80-jarige oorlog. Toen geen Hitler, maar een Alva, die verwenst werd in een parodie op het Onze Vader, een lied dat op 15 maart 1572 her en der in de straten van Gent was aangeplakt:

Helse duvel die te Brussel zijt,
Uwe naam ende faam zij vermaledijt*;                                         *vervloekt
Uw rijk verga zonder respijt*,                                                 *uitstel
Want 't heeft geduurd te lange tijd;
Uwe wille zal niet gewerden*                                                 *geschieden
Noch in hemel noch op erden;
Gij beneemt ons heden ons dagelijks brood,
Wijf en kinderen hebben grote nood;
Gij en vergeeft niemand zijn schuld,
Want gij met haat ende nijd zijt vervuld;
gij en laat niemand ongetempteerd*                                 *ongeplaagd (met verzoekingen)
Alle die landen gij perturbeert.*                                                         *brengt (gij) in verwarring
O Hemelse Vader, die in de hemel zijt,
Maak ons deze helse duvel kwijt,
met zijne bloedige, valse raad,
Waar hij mede handelt* alle kwaad,                                 *bedrijft
Ende zijn Spaans krijgsvolk allegaar,
't Welk leeft of zij des duvels waar'.

         Amen.[3]

Gelukkig zijn niet alle geuzenliederen zo vol haatgevoelens. In 1567 werd in Harlingen een 17-jarige liedjeszanger gearresteerd en verhoord, omdat zijn repertoire duidelijke sympathie vertoonde voor de geuzen. Maar één van de liederen die hij zong en verkocht, was daar een uitzondering op. Ik laat hieronder enkele coupletten volgen. Ze kunnen gezongen worden op de melodie van Het gebed des Heeren (en met vergelijkbare liederen gaan we dat op 5 mei dus ook doen)

De een die houdt het met Calvijn,
De ander wil een Luther zijn,
de derde blijft nog een papist,
de vierde is een mennonist.
Ze zijn voorwaar al heel verdeeld,
Want hun geloof nog zeer veel scheelt.

D'een roept zeer luid: Vive le Geus,
met woorden fier en glorieus;
d'ander: vive le kardinaal,
met woorden bitter als regaal.*                                         *rattenkruid
't Geschiedt niet zonder groot partij;*                 *vijandschap
men merkt daar ook geen christen bij.

't Gelove is een gaaf van God.
Hoe is de mens dan aldus zot
dat hij 't afdwingen wil met kracht?
Hoeveel zijn er ter dood gebracht
al met het water, zwaard en vier.
dit ook is geen christen manier.[4]

Volgens Yge Foppema, die het bekende 'De ballade van de ter dood veroordeelden' schreef, komen we de vergevingsgezindheid in het geuzenlied van WO 2 minder tegen dan in dat van de 80-jarige oorlog. Maar het was er wel, zoals te zien is in de volgende coupletten, die te zingen zijn op de melodie van 'Hoe zal ik U ontvangen':

Leer mij uw geest bewaren
als 't allerkostbaarst goed,
wil mij de wraaklust sparen,
doch schenk mij offermoed,
dat ik met waaklust vare
Uw wegen vroom en goed,
die mens mag evenaren
die gij bedoelen moet.

Nog is geen vree gewonnen,
nog is geen dwang gekeerd,
nog vrijheid niet begonnen
en zekerheid gemeerd
of 's vijands waan bezonnen,
nog Uw les niet geleerd:
dat iemand iets zou konnen
tenzij 't Uw wil begeert.

Doch heb compassie, Here
vergeef ons onze schuld.
Schenk allen die 't begeren
Uw liefde onverhuld.
wil heel de mensheid leren,
ontferm Uw groot geduld.
Om Uwe Zoon te eren
word' onze beê vervuld.[5]

Geuzenliederen: liederen van haat en verdraagzaamheid. Maar ook: liederen van geloof en hoop op bevrijding. Daarover in een volgend artikel.

[1] Geuzenliedboek 1940-1945 p.197

[2] H.M. van Randwijk. In de schaduw van gisteren p.212

[3] W.J.C.Buitendijk. Nederlandse strijdzangen. p.62

[4] Kuiper. Het geuzenliedboek. dl.1 p. 39

[5] Foppema. Oude en Nieuwe Geuzenliederen. 1946 p.109