Leo Vroegindeweij, terug bij de schuur van zijn jeugd.
Leo Vroegindeweij, terug bij de schuur van zijn jeugd. Foto: Kees van Rixoort

Beeldhouwer Leo Vroegindeweij en zijn Flakkeese roots

DIRKSLAND – Kunstkijk 2014. Ook in de grote achttiende-eeuwse landbouwschuur achter Het Hof in Dirksland is kunst tentoongesteld. Een van de bezoekers is Leo Vroegindeweij uit Amsterdam. Hij is zelf kunstenaar, dus zijn belangstelling komt niet zomaar uit de lucht vallen. Maar er is meer. De schuur zelf heeft ook zijn interesse. De schuur waarin hij als jongen speelde. Het is veertig, vijftig jaar geleden, maar het voelt als gisteren. De hoge zwarte schuurdeur dichtdoen, daar is wel enige handigheid voor nodig. "Kijk, het gaat bijna vanzelf. Net als toen."

Leo Vroegindeweij is in 1955 geboren in Dirksland. Zijn vader had een boerenbedrijf. Het gezin woonde niet in een boerderij, maar in een gewoon woonhuis. Eerst aan de Burgemeester C. Zaaijerlaan, later aan de Tramweg. "Wat je zag waren agrarische bedrijven aan huis: een schuur met een huis, buiten het dorp. Bij ons was dat anders, wij reden of fietsten naar onze schuur. Mijn oma woonde er wel bij, en later is mijn broer Jan bij de schuur gaan wonen. Eerst in een stacaravan ernaast, omdat hij geen huis kon vinden. Jan nam het bedrijf samen met een andere broer, Piet, over van mijn vader. Tijdens de ruilverkaveling is de schuur verkocht, net als het wagenhuis en de poterloods. Piet zette het bedrijf voort in Nieuwe-Tonge."

In een bollenmand

Aan de Tramweg kwam Leo, toen drie jaar, naast Jan Wagner te wonen. Vanaf de eerste dag op de kleuterschool zaten ze naast elkaar en waren ze onafscheidelijk. Samen maakten ze de buurt onveilig, maar het liefst waren ze in de grote schuur. Daar liepen ze over de dikke balken en lieten ze zich in een bollenmand aan een touw een meter of vijf naar beneden zakken.
Het spelen ging min of meer automatisch over naar meehelpen: aardappels sorteren, bloembollen pellen aan een lange tafel, op de trekker rijden. "Ik was hier heel graag. Dit is stamping ground", zegt Leo. Misschien liggen daar – op de 'wurft' – ook wel de wortels van zijn latere leven als beeldhouwer. Hij noemt het werkplaatsje van zijn broer, die daar auto's opknapte en overspoot: een soort atelier. Hij noemt ook het gevoel voor maat, het oog hebben voor schaal, dat in die grote schuur en in en rond Dirksland ontstaan moet zijn. De polder, die heel weids is, maar niet oeverloos, de dijk, de maatvoering…
Dat maat belangrijk is voor een beeldhouwer legt Leo uit aan de hand van een voorbeeld. "Het Kröller-Müller Museum had een beeld van mij. Het lag in een grote zaal, maar was veel te klein voor die ruimte. Ik schaamde me toen ik het zag. Er klopte iets niet en er begon iets te zingen in mijn hoofd. Het bleek een goede les: het was gemaakt in mijn te kleine atelier. Ik ben gaan zoeken naar een groter atelier en vond het in Weesp, in een voormalige ammoniakfabriek. Hier vond ik de maat die ik begreep, de maat die paste. Ja, de maat is de beperking."

Andere ambities

Hoe wordt een boerenzoon van het Flakkeese platteland beeldhouwer? Leo: "Ik was de jongste thuis en het bedrijf was vergeven. Ik kreeg de ruimte om andere ambities te ontwikkelen. Achteraf ga je kijken hoe het zo gekomen is." Hij maakte poppetjes van aardappels en kon aardig tekenen, maar van kunst had hij nog nooit gehoord. Kunst was totaal niet aan de orde op een Flakkees boerenbedrijf in de jaren zestig. Leo wilde architect worden, of stuurman op de grote vaart.
Maar het werd de kunstacademie. "Ik had een lieve handvaardigheidsdocent, Wim Okker. Die zei: je kunt ook handvaardigheidsdocent worden. Die opleiding ben ik gaan doen, aan de academie in Amsterdam, waar ik mijn bevoegdheid haalde. Daar ontmoette ik ook mijn vrouw. Ik heb vervolgens een halfjaar lesgegeven op een middelbare school, maar mijn keuze was voor de kunst. Daarnaast heb ik altijd op kunstacademies lesgegeven. Dat doe ik nog steeds, aan de docentenopleiding in Amsterdam."
De drang om iets kunstzinnigs, iets anders te doen, was er al in Dirksland. Leo herinnert zich een dag in zijn jonge jaren, al dan niet geromantiseerd. Hij speelt binnen met Dinky Toys (speelgoedauto's, red.), in de gang bij zijn vriend Jan. De bel gaat. De moeder van Jan doet de deur open. Daar staat een man met een grote baard. Hij heeft een baret op zijn hoofd en is op blote voeten. Hij heeft een map met tekeningen bij zich. Heel fascinerend, vond Leo, zo'n man, zomaar uit het niets. Hij dacht: dat wil ik ook. Een andere herinnering: Leo gaat op zijn step de wijde wereld in, helemaal naar de watertoren. Achteraf gezien: op zoek naar een nieuwe horizon.

Het fysieke

Natuurlijk, hij had ook kunstschilder kunnen worden. Zoals die man met zijn map aan de Tramweg. Of niet? "Nee", zegt Leo stellig. "Dan zou ik het ruimtelijke aspect van het beeldhouwen missen. En het fysieke, werken met je handen. Ik ben meer geïnteresseerd in de werkelijkheid." Die voorkeur ontwikkelde zich in opleidingsverband verder, docenten cultiveerden de kiem tot een bloeiend gewas. Bovendien ontstond er in de jaren zeventig een vormentaal die de jonge beeldhouwer zich gemakkelijk en graag eigen maakte. Ateliers '63, waarin jonge kunstenaars samenwerkten, speelde daarbij een rol van betekenis. Leo: "We trokken twee jaar met elkaar op. Dat was heel vormend. Ik heb er mijn beste vrienden aan overgehouden."
Hij ging bijvoorbeeld werken met lood. Dat was jong en hip en trok veel aandacht. Later ging hij ook andere materialen gebruiken. En op andere manieren. Maar de basis is niet veranderd, na al die jaren. De maatvoering is een constante. "Wat die basis is? Wat er gebeurt als je dingen confronteert met elkaar. Ik breng elementen met elkaar in contact, als een soort huwelijksbureau. Lood kun je plooien, van plat naar ruimtelijk. Heel organisch. Er ontstaat een spanning tussen het verfrommelde en de onderliggende ordening. Een strak grondplan is de grondslag."
Het werk van Leo Vroegindeweij is doorgaans goed ontvangen. Het staat op allerlei plaatsen en in gerenommeerde musea, het is meermalen geëxposeerd en de beeldhouwer won er meerdere aansprekende prijzen mee. Vreemd is dat niet: het werk is bij de tijd en past naadloos bij ontwikkelingen in bijvoorbeeld de mode en de architectuur.

Op Goeree-Overflakkee is geen beeld van hem te zien. Maar dat gaat wellicht veranderen. De schuur waar alles begon is leeg en de huidige eigenaar zei: als je er iets wilt doen, ga je gang. Leo heeft wel ideeën. Iets met shovels. "Shovels zijn dragers. Net als Christoforus, de Christusdrager, op die wandschildering in de hervormde kerk van Dirksland." We gaan hier nog van Leo horen, niet in de laatste plaats omdat hij nog altijd heel graag vanuit Amsterdam naar Flakkee komt. Naar de roots. Naar die achttiende-eeuwse landbouwschuur, die plaats van herinnering. "Kijk, die deur gaat nog steeds op dezelfde manier open."

Afbeelding