Het blauwe herinneringsbord dat Waddinxveen kreeg aangeboden van Stad aan 't Haringvliet.
Het blauwe herinneringsbord dat Waddinxveen kreeg aangeboden van Stad aan 't Haringvliet. Foto: Archief

Na de Watersnoodramp - Deel 3

In deel 1 kwam de Watersnoodramp ter sprake mede als proloog op de hulp na de Ramp, de schenkingen en uitingen van dankbaarheid. In deel 2 kwamen hulpverlening, geschenken en blijken van dankbaarheid aan de orde. "Dat dankbaarheid niet in het leed verzwelgt", aldus destijds een eilandbewoner.

Nu gaan wij verder met dit onderwerp.

Door M. Mulder-Faassen

Een noodwoning, herinneringsborden, verenigingsgebouwen, glas-in-loodramen en …een aansporing!

Stad aan 't Haringvliet werd geadopteerd door Den Ham (Ov.), Waddinxveen, Nieuwveen, Leimuiden en Rijnsaterswoude. Welke rol Nieuwveen, Leimuiden en Rijnsaterswoude speelden bij het herstel van Stad is niet op te maken uit informatiebronnen. Wel is bekend dat in ieder geval Rijnsaterswoude en Waddinxveen slik- /modderploegen stuurden. Deze kwamen echter niet op Stad terecht, maar in Ooltgensplaat. Dat was kennelijk door de burgemeesters / gemeentebesturen in onderling overleg geregeld; we komen erop terug in deel 5 van deze serie.

Den Ham schonk via een houtfabriek in het nabij gelegen Vroomshoop, een houten noodwoning die in de Nieuwstraat geplaatst werd op een stukje grond even voorbij het woonhuis van een zoon van wethouder D. Saarloos. Er kwam een gezin in te wonen dat had moeten evacueren en niet in de eigen woning kon terugkeren. De houten woning met gemetselde schoorsteen stond er tot 1968. Na afbraak ervan werd de woning weer opgebouwd in de Galatheepolder en staat er nog steeds, zij het met de nodige aanpassingen. Verder kreeg Stad hulp van Waddinxveense gemeenteambtenaren. Voorts boden de Gereformeerde kerken van Waddinxveen, Leimuiden, Nieuwveen, Rijnsaterswoude, Schelluinen en Den Ham hulp bij het herstel aan de Gereformeerde kerk op Stad waar het water circa twee meter hoog had gestaan. Het interieur was vernield en goederen, waaronder de Bijbel op de kansel, waren verloren gegaan. De koster en zijn vrouw hebben er lang werk aan gehad de kerk schoon te krijgen. De pastorie was droog gebleven. Vele getroffenen werden hier opgevangen. De burgerij van Waddinxveen zorgde op enig moment voor nieuwe vloerbedekking.

Waddinxveen zegde later 200 stoelen toe voor het Stadse verenigingsgebouw, dat gebouwd zou gaan worden. Dit verenigingsgebouw, 't Trefpunt, werd in 1957 met Zweedse steun gebouwd in het kader van de wederopbouw.

Waddinxveen kreeg als dank voor alle hulp in juni 1954 een blauw herinneringsbord (zie afbeelding bord) aangeboden, als symbool van de innige verbondenheid in 1953 tussen beide gemeenten. In het bord staan de wapens van Waddinxveen en Stad aan 't Haringvliet afgebeeld en de tekst Ter Herinnering aan 1 Februari 1953. Het bord heeft een doorsnee van 40 cm. Het hangt nog altijd in Waddinxveen's gemeentehuis, in een van de werkkamers[i].

Over verdere hulp aan Stad het volgende. Uit een verslag, dat in bezit is van het Watersnoodmuseum blijkt dat Stad kort na de Ramp de beschikking kreeg over een 'wasserij'. Men had daar waterleiding en enkele vrouwen in dienst van de Heidemij deden de met slik en vuiligheid besmeurde was. Nadat het werk gedaan was, gingen de wasmachines naar Oude-Tonge, ter aanvulling op de wasmachines die daar al waren. Mensen van de Heidemij boden ook hulp bij opruimingen. Werd de Heidemij nadien bedankt door Stad?

Van alle kanten kwamen trouwens giften en goederen binnen, zowel via adoptiegemeenten als via het Rode Kruis, met name van de afdeling te Rijswijk (ZH). Op zeker moment bestond zo'n gift uit 'eieren' met advocaat gevuld. Een aantal kinderen deed deze versnaperingen in manden. Nadat ze ermee voor het gemeentehuis op de foto waren gezet, samen met ondermeer burgemeester en mevrouw Brinkman, hun twee zoons en politie Mulder, werden de eieren uitgedeeld aan de bevolking.

Oude 'Stadtenaers' kunnen zich niet echt meer iets herinneren van de adoptie c.q. hulp na de Ramp, zeker niet van was- of sopploegen: "we deden alles zelf". En: "er was wateroverlast, maar Stad heeft in verhouding tot de andere dorpen, relatief weinig te lijden gehad en er waren geen slachtoffers".

Dat was dan wel zo, maar angstige lange uren waren er wel degelijk door het snel opkomende water in de huizen. De noodklok luidde weliswaar om 2 uur, maar velen hoorden de klok niet door het stormgeraas. Rond de dijken op het dorp kwamen alle polders onder water te staan. In de Rampnacht was een stroomgat ontstaan in de Zeedijk tussen polder de Uitslag (volgestroomd grondgebied van het zwaar getroffen Den Bommel) en de Nieuwe Stadse polder (de oostkant van het dorp). In de Tilsedijk kwamen gaten doordat het kolkende water eveneens vanuit de polders De Tille en Oostende kwam. Bij 'De Weel' spande het erom; sommige punten op de Lieve Vrouwepoldersedijk waren bedenkelijk: de watergolven kwamen daar vooral vanuit polder de Oostmoer en de Lieve Vrouwenpolder. Het water van het Haringvliet sloeg over de dijk, maar maakte gelukkig geen gaten. Wel kreeg de Oude Stadse polder daardoor met wateroverlast van doen.

Kordate bewoners, de brandweer en leden van de E.H.B.O. stonden direct paraat om mensen te redden en gevaar te keren. Midden in de Rampnacht werd al met stenen en zandzakken gaten in een dijk gedicht.

Uit een woning en een boerderij onderaan de Lieve Vrouwepoldersedijk (in de Lieve Vrouwenpolder), waar het water flink hoog had gestaan, schepten de bewoners later de modder weg, waarna men de boel kon schoonmaken en herstellen. De bewoners, woonachtig in de Nieuwe - en Oude Stadse Polder en polder de Tille, losten, voor zover bekend, de problemen ook zelf op.

Doordat polder de Nieuwe Stad vol liep, kwamen, tot aan de hoger gelegen Molendijk / Zeedijk, alle woningen, boerderijen en de Gereformeerde kerk in het water te staan, tot wel twee meter, met alle ellende en schade van dien. In de Sterkstraat kwam om 5 uur 's morgens van de 1e februari 1953 het water al zo hoog in de huizen dat mensen ook daar gevaar liepen en sommigen ternauwernood in veiligheid konden worden gebracht. Andere bewoners moesten met een roeiboot via de bovenverdieping gered worden. De Oude Stadse polder kreeg eveneens water. Daar stonden onderaan de Molendijk de woningen, boerderijen, de Hervormde kerk en de begraafplaats in het water maar volgens zeggen niet in die mate als in de Nieuwe Stadse polder. Op de begraafplaats waren evenwel grafstenen en kruisen weggespoeld. Deze werden veilig gesteld en achter het gemeentehuis neergelegd (zie foto). Om de Hervormde kerk te kunnen bereiken, moest men over planken lopen. In de Voorstraat vlakbij de haven was, ondanks de vloedplanken, een gat geslagen in het wegdek.

In de polders werden schuurtjes, kippen- en varkenshokken weggespoeld. Er gingen op Stad en onmiddellijke omgeving 140 runderen, 25 paarden en 20 varkens verloren. Een grote schuur moest worden afgebroken, 13 woningen werden zeer zwaar tot zwaar beschadigd; 50 minder zwaar[ii].

Mannen van Stad dichtten zo snel als mogelijk, samen met militairen verdere gaten in de dijken met zandzakken. Het zand werd op schepen aangevoerd en moest met het schopje (dus met handkracht) in de zakken worden geschept; niets bijzonders toen, dat gebeurde overal zo. Vliegtuigen wierpen een voorraad zakken uit.

Sommige verdreven bewoners vonden onderdak in hoger gelegen woningen. Velen echter moesten evacueren. Enkele gezinnen zouden nadien via het Rampenfonds zijn geholpen.

Goedereede, Ouddorp en Stellendam schonken gezamenlijk drie glasramen met de wapens van deze drie plaatsen, voor het (oude) stadhuis in Den Haag, als dankbetuiging voor alle bijstand en hulpbetoon van deze stad. (zie bericht met ramen uit EN) Den Haag zond bijvoorbeeld politiemannen om de taak van de plaatselijke politie te verlichten. Het Haags Gemeentearchief beschikt over diverse stukken, naar aanleiding van deze adoptie, maar daar zijn geen gegevens over monumentale kunst terug te vinden naar aanleiding van de Ramp. De glazenier van de ramen voor Den Haag zou Hans Liefkes zijn geweest (zie: 'De monumenten van de Watersnood 1953', p. 275). In het Eilanden-Nieuws van 12 maart 1957 wordt echter de naam van W.L. (Wim) Wagemans genoemd, glazenier uit Rijswijk. Wagemans (1906-1993) was graficus, kunstnijveraar, schilder, tekenaar, maar bovenal glazenier. Hij werkte tussen 1945 en 1958 in atelier A.N. De Lint te den Haag, later te Delft. Onder andere ramen in de Welkomkerk v/h gereformeerde kerk in Zuidland; de Shalomkerk in Den Haag; die in de aula van de begraafplaats in Leiderdorp en een raam in het gebouw van de Nederlandse Omroep Zender Maatschappij (NOZEMA) te Lopikerkapel zijn van diens hand.[iii] In het kader van dit verhaal zij opgemerkt dat Wim Wagemans voor de Johanneskerk in Kruiningen twee gebrandschilderde glas-in-loodramen maakte die in 1956 werden onthuld. De ramen zijn afgebeeld op p. 87 van 'De Monumenten van de Watersnood 1953'. Qua 'handschrift' van de kunstenaars is het moeilijk een conclusie te trekken van wiens hand de ramen in den Haag zijn, Liefkes of Wagemans.

Tijdens de herdenking van de Ramp op 1 februari 1954 werd via de commandant van de brandweer in Stellendam herinneringsbordjes uitgereikt voor zijn manschappen, met dank voor bewezen diensten. De bordjes gingen eveneens naar de leden van het gemeentebestuur, secretarie- en gemeentepersoneel. De bordjes zijn gemaakt op de Goudse plateelbakkerij en stellen symbolisch de hulp voor die aan Stellendam is verleend; een paar reddende handen grijpen naar de zwaan op het water (de zwaan van het gemeentewapen) waaronder de tekst Spreuken 10:4.

Of adoptiegemeente Velzen (NH) een cadeau ontving van Ouddorp, Goerereede en Stellendam is niet achterhaald.

In januari 1958 volgde weer een schenking, maar dan van heel andere aard: op donderdag 9 januari 1958 vond in Stellendam de symbolische overdracht plaats door de Haagse burgemeester en leden van de gemeenteraad aldaar van een nieuw verenigingsgebouw annex Groene Kruisgebouw en een Zusterhuis, dat we kennen als 't Haegse Huus[iv]. (zie afbeelding) Dankzij een grote bijdrage Stichting ZW Nederland kon het pand worden gebouwd. Het verenigingsgebouw kreeg een recreatieve functie. Er kwam bijvoorbeeld een jongenswerkplaats voor handenarbeid en vrijetijdsbesteding (bv. dammen). Er was vergaderruimte voor de talloze verenigingen en organisaties in Stellendam. Tijdens de symbolische overdracht de 9e januari werd ondermeer het volgende gezegd: "een fraai complex waar tot in lengte van jaren de adoptie van de residentie verbonden zal blijven"[v].

In 't Haegse Huus vonden al snel na de overdracht allerlei activiteiten plaats, zoals modeshows en gymnastiek-, muziek- en zang uitvoeringen.

Middelharnis en Sommelsdijk werden in principe geadopteerd door Delft, Amersfoort en Doetinchem. Er kwam glaswerk en auto's uit Delft. Amersfoort zond bedden, Doetinchem schonk vee en geld, maar Rotterdam (!) zorgde ervoor dat er bier, limonade en kaarsen naar Middelharnis en Sommelsdijk gingen.

Of Middelharnis en Sommelsdijk later geschenken gaven aan hun respectieve adoptiegemeenten is een vraag. Een opvallende opmerking kwam van raadslid mevrouw E.W. van Groningen-de Bonte in de Middelharnisse raadsvergadering van januari 1954. "….Hoe staat men tegenover Delft en Doetinchem, waaraan de gemeente zoveel te danken heeft? Wordt het geen tijd de dankbaarheid te uiten met een stoffelijke blijk van waardering voor de geboden hulp? Wat meer spoed mijne heren…."

Volgende keer, in deel 4, zal het over nog meer geschenken gaan, uitgereikt als betoon van oprechte dank.

[i] Met dank aan twee ambtenaren van de gemeente Waddinxveen, voor de informatie en voor een afbeelding van het bord
[ii] Diverse Eilanden-Nieuws periode 1953-1954
[iii] Documentatie van Beeldende Kunst in Zuid-Holland
[iv] Het Eiland Goeree-Overflakkee, F. den Eerzamen, 1966; Stellendam in de jaren 50, J. van Seters Bzn. 1990
[v] Zie Eilanden-Nieuws van 7 en 14 januari 1958

Een aantal kinderen met de eieren voor het gemeentehuis.
De grafstenen achter gemeentehuis van Stad aan 't Haringvliet.
't Haegse Huus in Stellendam.
Afbeelding