Afbeelding
Foto:

Flakkeese dwangarbeiders in het Derde Rijk

GOEREE-OVERFLAKKEE – Als het goed is genieten we van rustige en feestelijke kerstdagen. Hoe anders was het zeventig jaar geleden, in december 1944? Nederland boven de rivieren was nog niet bevrijd. De Duitse bezetter zat in het zadel, zij het wat minder stevig, en had grote delen van Goeree-Overflakkee onder water gezet. Vlak voor de kerst moesten ook nog eens alle mannelijke bewoners van het eiland tussen 17 en 40 jaar zich melden voor de Arbeitseinsatz. Bijna 3300 Flakkeeërs werden weggevoerd om dwangarbeid te verrichten in Duitsland.

In een huis-aan-huis bezorgd 'Stellings-bevel' maakte Inselkommandant, Oberstleutnant Von Alvensleben, op 20 december 1944 bekend dat de mannen zich moesten melden bij de 'lagers' Middelharnis, Dirksland en Stellendam. Ze mochten eten voor twee dagen en een deken meebrengen, meer niet. 45 procent meldde zich.

Een dag later herhaalde Von Alvensleben het bevel met de mededeling dat dit de laatste gelegenheid zou zijn. Wie zich niet meldde kon rekenen op harde sancties. Na huiszoekingen zouden de Duitsers iedere tiende man die zich niets van het beval aantrok, doodschieten. Ook zouden ze hun huizen in brand steken. De overige gesnapte mannen, konden rekenen op een reis richting concentratiekamp. Deze dreigementen hadden effect. De teller liep op van 45 naar 98 procent.

Ontwrichting

Droeve en zwarte dagen voor het eiland, zo schreef 'districts-Commandant der B.S.' A. Fopma in zijn voorwoord van het boekje 'Eiland in nood', dat vlak na de bevrijding verscheen bij de Flakkeesche Drukkerij van de gebroeders Boomsma. Fopma heeft het over leed, verdriet, ontwrichting, panische schrik en ontreddering. "Niemand was veilig." Omdat er weinig tot geen onderduikmogelijkheden waren, was Goeree-Overflakkee volgens Fopma "één grote rattenval".

'Eiland in nood' is een verslag van ir. C.W. C. van Beekom, Rijkslandbouwconsulent op het eiland. Hij beschrijft niet alleen de gebeurtenissen op 20 en 21 december en het wegvoeren van de ongeveer 3500 mannen daarna, maar ook de poging om zoveel mogelijk eilandbewoners een vrijstelling van deportatie te bezorgen. Door onmisbaarheid in de landbouw – en daarmee de voedselvoorziening – konden uiteindelijk ruim 200 mannen evacuatie naar Duitsland ontlopen.

Van Beekom en de zijnen hadden een lijst met 673 namen opgesteld, maar de Duitsers gingen uiteindelijk akkoord met 214 vrijstellingen. "Wij hebben resultaten geboekt en toch… verheugd gevoelen wij ons niet."

Ook in 1943

Dat speelde allemaal in december 1944, vlak voor de kerstdagen en minder dan een halfjaar voordat de Duitsers het veld zouden moeten ruimen. Eerder, in 1943, was ook al een aantal Flakkeese mannen als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd. Onder hen bevond zich Marias Holleman uit Oude-Tonge, die zijn herinneringen op schrift heeft gesteld in het boekje 'Dwangarbeider in het Derde Rijk, 10 juli 1943 – 25 april 1945'. Het verscheen in 2000.

In Hollemans boekje, dat in zijn geheel te vinden is op de website van WO2GO, staat een persoonlijk verhaal over het gedwongen vertrek, het werk in Duitsland, de bevrijding en de terugkeer naar Holland. Zo ontstaat een beeld van wat de mannen die dwangarbeid moesten verrichten, meemaakten en ondergingen. Velen van hen keerden overigens niet terug, maar kwamen om in Duitsland.

Holleman, geboren in 1923, was een jongen die wat 'volontairde', eerst op het gemeentehuis in Nieuwe-Tonge, later op een boerderij. In het voorjaar van 1943 gingen er geruchten over dwangarbeid rond op het eiland. Begin juli kregen alle jongens met als geboortejaar 1923 en 1924 een oproep. Mannen die in de landbouw werkten konden een vrijwaring krijgen. Tenminste, als de 'Plaatselijk Bureauhouder', die elke week zitting hield in hotel De Weerd in Oude-Tonge, daar zijn fiat aan gaf.

Op 9 juli moest men zich melden bij het dichtstbijzijnde RTM-station. Vervolgens ging de reis via Middelharnis-haven, Hellevoetsluis en Rotterdam naar Duitsland. "Van alle opgeroepenen in Oude-Tonge bleef niemand achter", schrijft Holleman. Het dreigement dat familie van weigeraars gevangen zou worden gezet, had effect. In totaal vertrokken "honderden Flakkeese jongens".

Vlooien

Via Keulen, Bonn, Koblenz en Frankfurt am Main, kwam Holleman terecht in Offenbach am Main. Samen met Jaap Hendrikse uit Herkingen, Dingeman Hoogerwerf uit Stad aan 't Haringvliet, Leen de Bakker uit Den Bommel en Jan Miltenburg uit Willige-Langerak. Ze werden afgeleverd bij Machinebau BETZ A.G., waar ze niet hoefden te werken maar wel een plaats kregen toegewezen in het achter de fabriek gelegen barakkenkamp. Het was er benauwd, het stonk er en het wemelde er van de vlooien, schrijft Holleman. Toen ze op een brug over de Main stonden, zei een van zijn kameraden: "Waarom springen we er niet af, dan is het maar gebeurd!"

Holleman kwam te werken bij een kleine staalfabriek in Offenbach: Hermann Schweizer Schlosserei/Stahlbau/Schweiszwerk. Het was een half uur lopen vanaf de barakken. Om de reistijd te verminderen gingen hij en drie van zijn maten een kamer huren bij een Joodse of half-Joodse familie. Leen de Bakker was afgekeurd en mocht terug naar huis.

In de Schlosserei werkte Holleman aan de zaagbank of aan de lintzaagmachine ("voor het fijnere werk"). Hij moest veelal staven en schijven zagen, maar waar die voor bedoeld waren, kwam hij niet te weten. Voorzichtigheid was troef, want als je te veel zaaglinten brak, laadde je de verdenking van sabotage op je. In het fabriekje werkte een communist, van wie de Hollanders dagelijks het laatste nieuws over de oorlog te horen kregen. Tijdens de Nederlandstalige kerkdiensten in Frankfurt ontmoette Holleman de Flakkeese jongens. Dat gebeurde ook wel op het Hauptbahnhof, waar brieven werden meegegeven aan verlofgangers.

Aanvalsgolven

De schrijver maakte de luchtaanvallen op Frankfurt en omgeving mee. Steeds weer kwamen er nieuwe aanvalsgolven, die steeds dichterbij kwamen. "Aan de kracht van de explosies kon je horen dat de bommen steeds dichterbij vielen en je verwachtte dat de volgende explosie jou zou treffen."

Hij beschrijft de openbare schuilkelders, ofwel de Luftschutzbunkers, het overwerk (om verlof bij elkaar te sparen) en de zware luchtaanval van 18 maart 1944, die ook de Schweizer-fabriek totaal verwoestte. "De hele stad brandde en iedereen was iedereen kwijt."

Holleman was zijn werk bij Schweizer uiteraard kwijt, maar moest zich al snel melden bij Machinebau BETZ A.G. Daar deed hij laswerk, 72 uur per week. De invasie van de geallieerden, 6 juni 1944, leidde tot een feestje in het pension; niet op straat. Toen BETZ ook verwoest was, verplaatste de dwangarbeid zich naar een ijzerhandel in Offenbach. Daar bleef Holleman tot maart 1945.

"Op 23 maart 1945 hoorden we dat de Amerikanen in aantocht waren. De bevrijding hing in de lucht. Per dag hoorde je het gebulder van de kanonnen dichterbij komen. Als we buiten stonden, hoorden we de granaten over Offenbach fluiten en even later in Frankfurt ontploffen." De legerleiding droeg de bevolking op de stad te verlaten, maar Holleman bleef, bij de buren. Al snel kwamen de Amerikanen de stad binnen, met sigaretten en chocolade. "Inmiddels hoorde je dat over de klinkers van de Frankfurterstrasse een onafzienbare kolonne met tanks en rupsvoertuigen dwars door de stad oostwaarts trok. Dat gedender heeft dagen en nachten geduurd."

Terugreis

Er volgden plunderingen, ook door keurig nette mensen. "Even later deed je mee", schrijft Holleman. Zijn buit: een mooi leren tas. Daarna volgde de terugreis naar Nederland, op fietsen die onder de gebombardeerde fabriek van Schweizer vandaan waren gekomen. Het vertrek was op 10 april 1945. Na veel avonturen, tegenwerking van de Amerikanen én hulp (eten en een slaapplaats) van vriendelijke Duitsers, een rit door verwoeste gebieden waar niets nog op leven wees en een intermezzo in een repatriëringskamp bij Aken, zette Holleman op 25 april weer vaste voet op Nederlandse bodem. In het douanekantoor te Vaals werd hij onthaald op echte koffie en sneden wittebrood met roomboter. Uiteindelijk zag hij zijn door de inundatie van Goeree-Overflakkee verdreven familie weer in Zeist. Tweeëntwintig maanden na het vertrek uit Middelharnis-haven.

Het boekje van Marias Holleman staat in zijn geheel op www.wo2go.nl. Daar is ook veel andere informatie te zien over Goeree-Overflakkee tijdens de Tweede Wereldoorlog.

<foto's>

<foto23> Dingeman Hoogerwerf en Marias Holleman in Offenbach am Main, Pinksteren 1944.

<foto39> De Schlosserei na het bombardement van 18 maart 1944. Vier Nederlanders op de restanten van een gloednieuwe draai-freesbank. Holleman staat niet op de foto.

<foto 42> De verwoeste werkplaats. Holleman staat vierde van links.

<foto 43> De ruïnes van het woonhuis van de familie Schweizer met Marias Holleman uiterst rechts.

Foto's uit het boekje 'Dwangarbeider in het Derde Rijk'.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding