De haven, de vissers en de havendagen

Subkop: Middelharnis heeft een duidelijk visserijverleden

Even terug in de tijd. Meer dan honderd jaar geleden, op 9 januari 1912, vertrok de MD 3 Anna vanuit de haven van IJmuiden om kabeljauw en schelvis te vangen. Elf dagen later verging het schip met man en muis tijdens een sneeuwstorm. De MD 3 Anna was een degelijke stalen vissloep, een van de beste schepen van de vissersvloot van Middelharnis. Het was eigendom van reder Kolff. Van de dertien bemanningsleden kwamen er twaalf uit Middelharnis. De dertiende, het kofjekokertje, was afkomstig uit Vlaardingen.

Loop eens door de Visserstraat in Middelharnis. Hier stonden ooit 66 woninkjes, allemaal bewoond door vissers. Zeven bemanningsleden van de MD 3 Anna hadden er ook hun thuisbasis. De rest, op het kofjekokertje na, woonde bijvoorbeeld aan de Waterweg en de Westdijk.

Niet ver van de haven, want daar gebeurde het. Daar, langs het Vingerling, lagen de vissersschepen. Daar waren de pakhuizen en het kantoor van reder Slis, de scheepswerf, nettenmakers en taanders. Aan de Vissersdijk het uitkijktorentje, dat reder Kolff uitzicht bood over het Haringvliet.

Er zijn nog wel tastbare herinneringen aan het vissersverleden in Middelharnis. Het beeld van het Kofjekokertje, bij de haven, is een eerbetoon aan de 'jongste bediende' aan boord, die zich bezighield met klusjes als koffiezetten en schoonmaken. Bij dit beeld legden nabestaanden van de MD 3-bemanning in januari 2012, honderd jaar na de scheepsramp, een krans. Ter nagedachtenis aan de dertien omgekomen vissers.

De verdronken bemanning van de MD 3 Anna is niet uniek. De visserij bracht veel welvaart in Middelharnis, maar ook veel verdriet. "Dat moet onvoorstelbaar groot zijn geweest", zei Jeanne Marie Boogerman tijdens de stijlvolle herdenking in januari 2012. Zij was een van de initiatiefnemers. "Moeders verloren hun zonen en vrouwen hun echtgenoot. Dertig kinderen hadden in één klap geen vader meer. Het was zwaar om zonder kostwinner het hoofd boven water te houden." Inderdaad, de vis wordt duur betaald.

Einde van een tijdperk

In tegenstelling tot dorpen als Oude-Tonge, Stad aan 't Haringvliet, Sommelsdijk en Dirksland, heeft Middelharnis een duidelijk visserijverleden. Eind negentiende eeuw telde de vloot nog zo'n twintig houten schepen. De grote jaren van de Menheerse visserij waren toen al voorbij. In het laatste kwart van de negentiende eeuw ging het langzaam maar zeker achteruit. De schepen waren verouderd, maar de reders wilden niet meer investeren in nieuwe, grotere schepen. De haven was bovendien niet op zulke schepen berekend. In 1920 werd het laatste vissersschip verkocht. Het einde van een tijdperk, dat veel inwoners van het dorp tot voor de kust van Schotland, Noorwegen en zelfs IJsland bracht. En een tijdperk dat het uitgangspunt vormt voor de jaarlijkse Havendag.

<kader1>
Beug

De Menheerse vissers visten met de beug. Dat was een gecompliceerd vistuig van kilometers lange lijnen met zijlijnen en haken met aas. De beug was zowel aan de oppervlakte als in de zeebodem bevestigd. Een tocht met de beugsloep duurde van tien dagen tot wel veertien weken (in de zomer). De vissers uit Middelharnis brachten vooral kabeljauw, schelvis, leng en bot aan land.

<kader2>
Havendagen
Tijdens de havendagen op vrijdag 6 juni en zaterdag 7 juni staat het gebied rondom de haven bol van de activiteiten. Koren zingen zeemansliederen, er is een gevarieerde braderie en allerlei andere dingen om te proeven, te bekijken of te doen. (Tekst aanvullen als programma bekend is. Martijn)