.

En Die Man zal zijn als een verberging tegen de wind en een schuilplaats tegen de vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als een schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land. Jesaja 32:2.

Over enkele dagen wordt het jaar 2013 afgesloten. De Heere zal over al de gebeurtenissen Zijn rechtvaardig oordeel geven. Alles is immers naakt en geopenbaard voor de ogen des Heeren. Wij snellen samen naar de klokslag van 12 uur. De mens gaat naar zijn eeuwig huis.

Velen hebben in het voorbijgevlogen jaar met ernstige ziekten te kampen gehad, anderen zijn met rouw en verdriet bezet.

'Levensverwachting'. Wij kunnen dit schrijven met een vraagteken, wij kunnen het ook schrijven met een uitroepteken. Hebben wij levensverwachting? Deze vraag moet aan ons allen gesteld worden. In het leven komen dikwijls omstandigheden voor, welke deze vraag te erns­tiger doet zijn. Hoevelen hebben de leeftijd der sterken al overschreden? Hoevelen zijn met ernstige krankheden bezet? Met hoeveel zorgen sluiten wij 2013 af?

Daarom wordt de vraag aan U gesteld: 'Hebben wij levensverwachting'. Als antwoord wijzen wij U naar het woord van Jesaja. Daarin is de enige verwachting aangewezen. Het wijst met nadruk op: 'Die Man'. Dat is Sions Zaligmaker, dat is Hij, waar de engelen van hebben gezongen in de velden van Efratha. Dat is de beloofde Messias, Hij zal groot zijn en de troon van Zijn vader David ontvangen. Van Zijn uitnemende persoon en van Zijn genadevolle arbeid wordt verder gesproken. Hij is een verberging tegen de wind.

Als de storm van Gods ongenoegen tegen de zonde opsteekt, als het noodweer wordt in het hart, dan is daarvoor een verberging nodig. Wie zal bestaan voor de storm van Gods rechtvaardige toorn? Zie, dan is Hij de enige verberging, op Hem is de storm van Gods recht gestild. Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is. Hoeveel stormen zijn al over ons heen gegaan? In de weg van het natuurlijke leven misschien wel vele. Kennen wij ook de stormen in onze ziel? Zie, dan wijst de tekst naar de enige levensverwachting. Hij is ook een schuilplaats tegen de vloed. Dat wijst op de grote golven in het leven. David heeft daarvan gesproken: 'Al Uw golven en Uw baren zijn over mij heen gegaan'. Ook in het afgelopen jaar zijn vele hoge golven over het leven gegaan. Een ieder keert dan maar tot zichzelve in. Het is een wonder dat wij nog niet zijn vernield. Als de golven over onze ziel gaan, dan wordt alle grond van onder onze voeten weggespoeld. Dan wordt het een zinken en verdrinken, dan ontvalt alle hoop en verwachting. Maar juist dan krijgt Jesaja's boodschap zo'n onuitsprekelijke waarde. Christus is een schuilplaats tegen de vloed. De golven en de baren zijn over Hem heengegaan. Hij heeft Zijn ondergaand volk uit de ruisende kuil uit het modderig slijk opgehaald en hun voeten op de rots gezet. Zie dit is de ware levensverwachting! Christus leeft! Zijn komst in het vlees is een Goddelijk bewijs, dat de boodschap van Jesaja waar is. De Heere geve een zuch­ten en vluchten tot deze Schuilplaats. Een ander die dit leest klaagt over zijn dorheid en over zijn hardheid. Welnu, dan is daar ook een boodschap voor. Weet U wat een dorre plaats is? Daar wil niets groeien, alles gaat dood, niets kan in het leven blijven. Zo is menigmaal de ervaring ook van het hart. Mijn ziel dorst naar U, in een land dor en mat, zonder water. Zo is Christus het levenswater voor Zijn dorre en matte erfe­nis. Zie deze waterbeken stromen. Zij stromen van uit de troon van God door het dorre dal van een mensenhart. Ja, wie dorst heeft kome en wie wil die neme dat water des levens, om niet. Hij bedekt in Zijn schaduw de uitgeputte woestijnreiziger. Levensverwachting? Zij wordt U getoond. Levensverwachting! Zij wordt zo gekend. De Heere zij U bij het uitgaan van het oude jaar na­bij en ondersteune U bij de ingang van het nieuwe jaar. Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten zal ver­vernachten in de schaduwen des Almachtigen.

Gij zijt mij, Heer', ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren;
G' omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar 't recht doen hand'len,
En wijzen u den weg dien gij zult wand'len;
Ik zal u trouw verzellen met mijn raad;
Terwijl mijn oog op u gevestigd staat