Afbeelding

De mensen achter de scherven

MIDDELHARNIS – "Pas op, breek de scherven niet." Bij de werkgroep archeologie van historische vereniging De Motte zijn ze zuinig op de restanten van het opgegraven aardewerk. De scherven zijn immers een spiegel van het verleden. Ze geven een beeld van de samenleving van vroeger eeuwen en de handelscontacten die er waren. Afgelopen maandag, 16 december, kwam de werkgroep voor de vijftigste keer bijeen. "We hebben in 2013 zeshonderd manuren werk verzet", zegt Rias Olivier, die het groepje van gemiddeld zeven enthousiaste mensen leidt.

Door Kees van Rixoort

Ruim drie jaar geleden startte Olivier een cursus aardewerkdeterminatie. Na een seizoen zaten de lessen erop, maar het groepje had de smaak te pakken en bleef bij elkaar, eerst als werkgroep aardewerkdeterminatie, later als werkgroep archeologie. "Wat wij doen is opgegraven aardewerk bestuderen. Wat is het: een kopje, een koekenpan, een kookpot, een vetvanger, een olielampje? Er zijn verschillende vormen en ze zijn allemaal in een bepaalde periode te plaatsen", aldus Rias Olivier. "Zo'n eerste avond denk je: hoe gaat dit aflopen? Je zit met z'n allen te staren naar een scherf. Maar als je ziet hoe ver we nu zijn, na drie seizoenen…. We bepalen meestal feilloos wat voor aardewerk het is en uit welke periode het stamt. De kennis is enorm toegenomen, al blijft het natuurlijk wel een onophoudelijk leerproces."

Rias Olivier is zelf al vijfenveertig jaar aan het graven in de Goereese en Flakkeese bodem. Hij is een van de oprichters van De Motte, die in 2014 vijfenveertig jaar bestaat en die verjaardag zeker niet onopgemerkt voorbij zal laten gaan. Vanaf de oprichting heeft hij werkelijk alles gedaan wat een link met archeologie heeft. Behalve het graafwerk: determineren, restaureren, fotograferen, publiceren, exposities verzorgen, cursussen geven, et cetera.

Achter de Sjoel

Het determineren gebeurde tot het jaar 2000 in de Doele te Sommelsdijk. Nadat De Motte dat pand moest verlaten lag het werk noodgedwongen tien jaar stil. "Dat haal je nooit meer in." In 2010 kon De Motte een nieuwe locatie in gebruik nemen: Achter de Sjoel. Met drie oudgedienden – Corrie Kersten, Ilse Louis en Cathy Westdorp – kon Rias Olivier het determineren van aardewerk toen dus nieuw leven inblazen. De werkgroep groeide zowel kwantitatief als kwalitatief. "Ze zijn enthousiast en gretig. Ze kunnen echt genieten van een scherf, van het glazuur dat zo mooi is, van het bepalen waar die scherf een onderdeel van moet zijn geweest. Een fantastisch groepje mensen, dat veel tijd in dit belangrijke werk steekt."

Wat is opgegraven behoort toe aan de provincie Zuid-Holland. Regelmatig gaan er daarom vanuit Middelharnis dozen met vondsten naar het centraal depot in Alphen aan den Rijn. De werkgroep archeologie zorgt voor het reinigen, 'het gebruiksklaar maken' en de documentatie. Het depot van de provincie slaat het materiaal op en zorgt ervoor dat het veiliggesteld is voor de toekomst. Een goede zaak, vindt Olivier.

Een deel van het materiaal mag in bruikleen op Goeree-Overflakkee blijven. In het Torenmuseum te Goedereede bijvoorbeeld, waar een expositie is ingericht over het zevenhonderdjarig bestaan van het stadje. In het Streekmuseum te Sommelsdijk is ook het een en ander te zien. Volgend jaar zal deze expositie een heel ander aanzien krijgen. Wie benieuwd is moet nog tot begin mei wachten. Zeker is dat er veel aandacht zal zijn voor de vondsten van Berwoutsmoer. Daarover verschijnt in 2019, bij het vijftigjarig bestaan van De Motte, ook een boekje.

Dertiende eeuw

De Motte heeft tussen 1978 en 1987 vijftig dagen gegraven voor de kust bij Ooltgensplaat. Korte dagen waren het, want er was nog eb en vloed in die jaren. Berwoutsmoer was een nederzetting die nu een meter onder water ligt, maar in de dertiende eeuw echt wel wat voorstelde. Dat is onder meer te zien aan het aardewerk dat er gevonden is. Volgens Olivier gaat het om verfijnd materiaal, dat bovendien erg mooi van kleur is. Intrigerende vondsten zijn het, die bewijzen dat Berwoutsmoer meer was dan alleen een agrarische nederzetting. In het Streekmuseum komt een maquette van een woning aan de hand van een reconstructietekening van De Motte.

Ook in Dirksland heeft De Motte het een en ander opgegraven, recent op de plaats waar nu het nieuwbouwcomplex Hart van Dirksland is verrezen. Vooral in de scheisloot, die de bebouwing van Dirksland scheidde van de polder, is veel gevonden. De sloot fungeerde als dumpplaats van afval. De gevarieerde vondsten dateren vooral uit de negentiende eeuw, maar ook wel uit de achttiende en zelfs de zeventiende eeuw. De Motte haalde onder andere (fragmenten van) vuurtesten, olielampjes, kamerpotten, bloempotten en zalfpotjes naar boven. Het idee leeft om er een kleine expositie van te maken, bijvoorbeeld in de apotheek - de op geringe afstand gevonden zalfpotjes vormen een mooie link – en/of het kantoor van de woningcorporatie.

Volop werk

Voor de werkgroep archeologie is er nog jaren werk. De achterstand, veroorzaakt door tien jaar gedwongen nietsdoen, is groot. En dat terwijl Goeree-Overflakkee op archeologisch gebied nog bijna een terra incognita is, met uitzondering van de Romeinse nederzetting op de kop van het eiland, ondanks de 35 opgravingen die De Motte in de loop der jaren heeft uitgevoerd.

"We hebben nog genoeg te doen", zegt Rias Olivier. "Het is belangrijk dat we in Achter de Sjoel kunnen blijven werken. Zonder werkruimte kan de werkgroep archeologie niets doen. Ik hoop dat we nog jaren aan de gang kunnen blijven."

<kader>

Achter de schermen, achter de scherven

Jaren geleden interviewde Cathy Westdorp Rias Olivier over zijn archeologische activiteiten op Goeree-Overflakkee. 'De man achter de scherven' had ze er als kop boven gezet. Een overijverige redacteur dacht aan een typefout en maakt er 'De man achter de schermen' van. Ook die kop dekte de lading wel. Toch was de geschrapte kop beter. Daarom staat hij nu boven dit artikel, maar wel een beetje aangepast. Rias Olivier zal er geen bezwaar tegen hebben dat het 'De mensen achter de scherven' is geworden. Het is tenslotte de werkgroep die na vijftig werkdagen in het zonnetje staat.