Afbeelding
Foto: Martijn de Bonte

Storm op zee

Tijdens de hevige storm  eind oktober en de sinterklaasstorm van 5 december jongstleden, die samen viel met springtij, zullen bij de oudere bewoners van ons land  weer beelden zijn opgekomen van de  verschrikkelijke watersnoodramp van 1 februari 1953. Sinds de voltooiing van het Deltaplan zijn de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden beter beveiligd tegen de samenloop van een noordwesterstorm en springtij. In vroeger tijden waren de Lage Landen aan de Noordzee aanmerkelijk kwetsbaarder en werden vaker getroffen door rampzalige overstromingen bij stormweer. Hoeveel te meer gold dat voor de scheepvaart en, in het bijzonder, voor de visserij. Tijdens de decemberstorm van  5 december was het bijna exact 150 jaar geleden dat Middelharnis werd getroffen door de grootste ramp bij storm op zee die haar visserijvloot sinds mensenheugenis heeft gekend.

Door Rinus van Dam

Eind november 1863 vertrekken de vissloepen "Apolonia", "Eben Haezer" en "Tweelingen" vanuit de haven van Middelharnis ter visvangst. Na de storm van 30 oktober komt er een periode met rustig en droog weer, maar sinds de tweede helft van november ontstaan er winterse buien en hernieuwd depressieweer. Begin december ontwikkelt zich een hevige storm op de Noordzee met catastrofale gevolgen. Op zee vergaan talrijke koopvaardijschepen, en 12 Nederlandse vissersschepen met gezamenlijk ruim 100 man vinden hun einde in de golven van de Noordzee.

De "Wilhelmsburg"

Aan land veroorzaakte de storm veel overlast en schade. De straten aan de rand van Rotterdam stonden blank en ook verschillende plaatsen rond de Zuiderzee hadden te kampen met wateroverlast. De noordwesterstorm, die twee dagen aanhield, richtte een slachting aan onder de vaartuigen die zich in het Noordzeegebied bevonden. Het Duitse fregatschip "Wilhelmsburg" was ongeveer terzelfder tijd als de Middelharnisse vissloepen vertrokken uit de haven van Hamburg met 283 landverhuizers en 29 bemanningsleden aan boord, bestemming Moreton Bay in de Verenigde Staten. Nadat het schip een week nodig had gehad om de Duitse Bocht door te komen richting het Kanaal, strandde het op de Boschplaat aan de noordkust van Terschelling. Doordat zij tot het laatst benedendeks waren gehouden, overleefden slechts 25 landverhuizers de scheepsramp; van de bemanningsleden waren dat er 26! Honderden lijken spoelden die eerste week van december aan op de Noordzeekust van Terschelling. Zij werden begraven in een massagraf bij de kerk van Hoorn aan de oostkant van Terschelling. Vandaag nog herinnert een gedenksteen en de grafsteen van de kapitein, Ernst Christian Kross, aan deze catastrofale scheepsramp.

De "Apolonia" en de "Eben Haezer"

Terwijl de door de storm opgezweepte golven op de Noordzeekust beuken, bevonden zich de vissloepen "Apolonia" en de "Eben Haezer" ten noorden van Terschelling. Jan Smit, schipper van de vissloep "Tweelingen", verklaarde later, dat hij de "Apolonia" nog een paar dagen op de visserij ter hoogte van Terschelling had gezien, maar na de storm niets meer van haar had vernomen. Ook "visser-matroos" Cornelis de Ruiter, aan boord van de Middelharnisse vissloep "Vrouw Pietertje", bevond zich gelijk met de "Apolonia" ter hoogte van Terschelling gedurende de storm, "waar zij het zwaar te verduren hadden, zo zelfs dat de kabels van het anker van hun sloepen braken en zij naar zee zijn gestormd". Geen van de in totaal 26 bemanningsleden van de "Apolonia" en de "Eben Haezer" heeft de ondergang van de beide vissloepen overleefd. Evenmin zijn er lichamen aangespoeld die geïdentificeerd konden worden als omgekomen vissers van bovengenoemde schepen. Het is dan ook niet mogelijk om een gedetailleerde beschrijving te geven hoe de ramp zich heeft voltrokken. Wel hebben we enige ooggetuigenverklaringen waaruit conclusies kunnen worden getrokken. Enkele dagen na de storm heeft een onbekend gebleven vaartuig het kluifhout (boegspriet) van de "Apolonia" aangetroffen voor de kust van Egmond en aan land gebracht in Texel. Aan het strand van Egmond spoelden het naambord en vistuig aan van de "Eben Haezer". In een akte van bekendheid van overlijden verklaarde visser Jan de Korte dit naambord zelf te hebben gezien en enig wrakhout van de verongelukte sloep te hebben gekocht. Ook visser Marinus Breeman, aan boord van de vissloep "Wisselvalligheid", en Pieter Groen van de vissloep "De Kleine Maria", verklaarden dit kluifhout te hebben gezien. De "Wisselvalligheid", schipper Abraham van Eck, is in januari 1867 zelf in een sneeuwstorm ten onder gegaan. Volgens oud-visser H. de Korte, die in 1947 in Eilanden Nieuws over de visserij publiceerde, zouden de "Apolonia" en de "Eben Haezer" tijdens de storm elkaar hebben aangevaren en met hun tuigage vestrengeld zijn geraakt, wat bleek uit het feit dat de verstrengelde tuigage op het strand bij Egmond werd aangetroffen. Dit blijkt niet uit officiële akten, dus zal De Korte dit via mondeling overlevering hebben vernomen. Omdat hier sprake was van vermissing, komen de namen van de verdronken opvarenden van de "Apolonia" en de "Eben Haezer" niet voor in de overlijdensregisters van de burgerlijke stand. Mede dank zij volhardend speurwerk van historicus Marlies Jongejan was het toch mogelijk via andere officiële bronnen te achterhalen welke vissers tot de bemanning van de beide vissloepen behoorden. Bovendien heeft zij hun gezinsverband of breder familieverband in kaart gebracht.

Bemanning vissloep "Apolonia":

Maarten langbroek (schipper), Bastiaan Breeman, Pieter van Hulst, Wessel Hotting (waarschijnlijk), Laurens Ketting, Lambrecht de Koning, Paulus de Koning, Jan Krijger, Arend Langbroek (waarschijnlijk), Jan Nagteaal (of "Eben Haezer"), Gabriel de Waard. Twee namen ontbreken.

Bemanning vissloep "Eben Haezer":

Bastiaan Dubbeld (schipper), Jan van den Berg (of "Lucretia Adelaide", vergaan 1965), Cornelis Breur, Anthonij van Dongen (geboren 1825), Anthony van Dongen (geboren1837), Cornelis van Dongen, Leendert van Dongen, Jacob Groen, Arend Gijze (waarschijnlijk), Joost van Hulst, Jan Nagtegaal (of "Apolonia"), Arend Witvliet (waarschijnlijk ). Een naam ontbreekt.

De "Josephine""

Een ander slachtoffer van deze storm was de Antwerpse vissloep "Josephine". De Belgen hadden weinig ervaring met de beugvisserij en trokken daartoe onder andere Middelharnisse vissers aan om hun vissloepen te bemannen. Dit was ook het geval met de "Josephine". Volgens de huwelijkse bijlage bij het huwelijk van zijn dochter Maartje, verklaren vier getuigen dat hun bekend is, dat Johannis de Waard uit Middelharnis op de Belgische vissloep "Josephine", varende van Antwerpen, in het laatst van November 1863 ter visvangst in de Noordzee is uitgezeild. Tevens verklaren zij, "dat deze vissloep volgens daarvan ingekomen tijdingen op de vierde december daarvan volgende is verongelukt en met man en muis vergaan , terwijl het algemeen bekend is dat de bemanning van andere vissloepen , die mede in de storm van de vierde december 1863 in zee waren, de voormelde vissloep "Josephine" met man en muis hebben zien vergaan en het mitsdien zeker is, dat Johannis de Waard op gemelde vierde december is overleden".

De achtergeblevenen

Met uitkeringen die varieerden van 1,50 tot 2,50 gulden per week moesten de achtergebleven weduwen zien rond te komen. Het is dan ook begrijpelijk dat in veel gevallen de mogelijkheid van hertrouwen werd aangegrepen. Omdat bij het overlijden van bovengenoemde gehuwde vissers sprake was van vermissing moest, in het geval hun weduwen wensten te hertrouwen, eerst worden vastgesteld of zij werkelijk overleden waren. In principe was hertrouwen na drie jaar mogelijk. Ook bij het voorgenomen huwelijk van hun kinderen die de leeftijd van 31 jaar nog niet bereikt hadden, was toestemming van beide ouders noodzakelijk. Omdat een officiële overlijdensakte ontbrak, moest in beide gevallen een vrij ingewikkelde procedure worden doorlopen. Ingeval een vissersweduwe wenste te hertrouwen, werd de verdronken visser gedagvaard, zowel via de Nederlandse Staatscourant als via een daartoe aangewezen dagblad, te verschijnen ter rechtszitting van de arrondissementsrechtbank te Brielle, omdat zijn weduwe, aangeduid als "eiseres", verlangde een nieuw huwelijk aan te gaan. Het is wel duidelijk dat het hier een formaliteit betrof.

Op 1 mei 1868 wordt bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Brielle bekend gemaakt, dat rechtsvermoeden bestaat van het overlijden van de echtgenoten van onderstaande weduwen, gehuwd geweest met bemanningsleden van de "Apolonia" en de "Eben Haezer", en hun verlof is verleend een ander huwelijk aan te gaan: Geertje van Woerkom (weduwe van Laurens Ketting), Chieltje Boer (weduwe van Lambrecht de Koning), Maria Jongejan (weduwe van Maarten Langbroek), Klasina van Eeuwen (weduwe van Gabriel de Waard), Arendje Wittekoek (weduwe van Jacob Groen), Aartje de Koning (weduwe van Anthony van Dongen). Adriana de Reus en Maartje Troost, weduwen van respectievelijk Leendert van Dongen en Cornelis van Dongen, hadden reeds eerder aangegeven te willen hertrouwen.

Besluit

Nog altijd is het beroep van visser niet zonder gevaar. Was in vroeger tijden meestal stormweer de oorzaak van een scheepsramp, tegenwoordig is er meestal sprake van ongevallen als gevolg van ontploffing, aanvaring of brand. Nadat een dergelijke ramp sinds 35 jaar niet meer was voorgevallen, vergingen van de vissersvloot van Middelharnis in de tien jaren tussen 1863 en 1872 vijf vissloepen met man en muis, waarbij in totaal 63 bemanningsleden om het leven kwamen. In diezelfde periode verdronken – meestal bij storm op zee - nog minstens vier andere vissers doordat zij overboord raakten. De namen en getallen in dit artikel die hierboven zijn genoemd met betrekking tot vergane schepen en verdronken zeelieden en passagiers geven een indruk van de rampzalige gevolgen die storm op zee konden hebben. Het daaraan verbonden leed is niet te beschrijven.

De zee kookt en bruist, en de woedende golven

Bestormen het scheepje in donkere nacht.

Ze werpen 't omhoog en dan weer ten afgrond,

Als wilden ze tonen haar gruwelijke macht.

Ze tieren en gieren, en hollen en stormen,

En donderend werpen zij zich op de schuit.

Ze beuken en smijten haar henen en weder.

De golven, zij schreeuwen en huilen om buit.

(eerste strofe van een gedicht van A.v.A.)