'Iedereen heeft een taak in dit leven!'

Op deze novembermiddag schemert het al vroeg. Achter het raam van mevrouw Verstraten-Stolk (84 ) schijnt het zachte licht van de schemerlamp. In de gezellig ingerichte huiskamer met een knusse zithoek en een grote hoeveelheid familieportretten staat de thee al klaar. 'Of wilt u liever koffie. En lust u er een lekker chocolaatje bij?' Mevrouw Verstraten steekt van wal. Ze kent De Goede Ree, waar ze nu sinds één jaar woont, op haar duimpje. Ze werkte vanaf 1953 ruim 10 jaar als verzorgende en als leidinggevende in 'het huis'. Peinzend zegt ze: "Ja, wie kent zijn weg he! Dat ik hier eerst werkte en nu weer woon!" Ze weet het nog als de dag van gisteren dat ze hier door de gangen liep en de zorg voor 'haar' bewoners op haar schouders rustte. "Het was heel anders dan nu, hoor. De meeste mensen deelden met z'n tweeën een kamer en de douche en toilet waren op de gang. De bewoners sliepen op een opklapbed."

 

Door Jolanda Driesse-Bosland

Het samen op een kamer wonen was niet altijd een succes. "Soms konden de mensen het niet goed met elkaar vinden. Dat was eigenlijk ook wel logisch want soms kenden ze elkaar niet eens voordat ze hier kwamen wonen." En dan ontstond er soms zomaar een meningsverschil over de gezamenlijke bedtijd. En als je bezoek kreeg moest je natuurlijk ook altijd rekening met elkaar houden. Het gebeurde soms dat er een bewoner naar een andere kamer verhuisde. Zuster Van der Klooster, onze directrice, zei dan: "Eef, er komt deze week weer een verhuizing aan hoor!" Met de directrice kon mevrouw Verstraten het overigens prima vinden. "Het was een pittige tante, ze wist van aanpakken. Ze was heel goed voor de mensen." De genegenheid was overigens wederzijds wat zuster Van der Klooster betrof. "Ik mag die Flakkeeënaars wel, zei ze dan."

Pannetjes op de kachel

De directrice had in die dagen een aantal bijzondere taken. Zoals het opscheppen van het middagmaal. Ze schepte in de keuken het eten in de pannetjes die vervolgens naar de afdeling werden gebracht. "Dan stond je te wachten tot de pannetjes een voor een gevuld werden. Een mooi gezicht was dat, al die lege pannetjes op een rij die steeds een stukje naar voren werden geschoven op de grote kachel in de keuken. Maar we moesten ook opschieten hoor, het eten mocht natuurlijk niet koud worden."

Er waren altijd drie pannetjes voor elke kamer met daarin aardappelen, groente en vlees. De pannetjes gingen in een drager en vervolgens op een kar. Dat ging wel eens mis. "Een meisje dat pas bij ons werkte had een ongelukje met de kar, alle pannetjes vielen eraf. Dat was me een ravage!"

De directrice bepaalde samen met de kok wat er op het menu stond. Daarnaast maakte ze de dienstlijsten voor het personeel en bepaalde ze ook welke verzorgende aan de beurt was om de zondagse kerkdienst bij te wonen in de Hervormde Kerk van Sommelsdijk. Dan vormden ze een ware optocht vanaf de Prinsesselaan naar het Marktveld. "Mevrouw van der Klooster liep altijd voorop als we naar de kerk gingen."

Na de kerkdienst werd het altijd extra gezellig gemaakt in 'De Goede Ree'. "We kregen op zondag altijd koffie met iets lekkers erbij in de serre."

Als verzorgende had je één vrije dag per week. Wie een vrije dag wilde, bijvoorbeeld voor een verjaardag, moest een briefje inleveren bij de directrice.

Wat mevrouw Verstraten het meest is bijgebleven van de dienstlijsten was het feit dat je altijd veertien dagen achter elkaar nachtdienst had. Dat was voor mevrouw Verstraten, ze was een slechte slaapster, een lange periode. Ze zag altijd een beetje tegen deze nachten op. Als verzorgster werkte je alléén tijdens de nachtdienst en dat vond ze wel eens erg eenzaam. Toen ze dat eens vertelde tegen de directrice zei deze dat ze haar altijd mocht roepen als er iets was.

Op de vraag of mevrouw Verstraten in die tijd ook een opleiding volgde staat ze kwiek op uit haar stoel en tovert uit een laatje een blauwe speld te voorschoon. "Deze speld kreeg ik aan het einde van mijn opleiding tot bejaardenhulp. Ik droeg 'm op mijn uniform; we hadden zo'n blauwe jurk met een wit boord en manchetten."

Drie borden!

Een belangrijk dagelijks terugkerend moment voor de bewoners vormde de warme maaltijd. "De mensen keken er echt naar uit. Mevrouw Knape was onze kok, dat was een hele goede hoor!"

De kachel werd nog op kolen gestookt en daarom moesten er 's ochtends bij het aanmaken van de kachel genoeg kolen voorhanden zijn. "Om vijf uur

's ochtends werd de kachel aangemaakt."

Voor de verzorgenden was het een hele klus om iedereen op tijd te voorzien van servies en bestek. "De borden bewaarden we in het keukentje op de afdeling." Elke bewoner kreeg drie borden uitgereikt voor de warme maaltijd. Zo kregen de soep, het hoofdgerecht en het toetje elk een plekje op een nieuw, schoon bord. Daarna was het afwassen geblazen. Tijdens de afwasdienst werd de verzorgende geacht om op de bellen te letten die uit de ziekenvleugel kwamen. "Dan had je soms net je handen in het sop gestoken en moest je ze snel afdrogen omdat je gebeld werd. Op het bord dat in de keuken hing kon je zien welke patiënt er belde"

De ziekenvleugel bestond uit een mannen- en vrouwenzaal waar elk zes patiënten werden verpleegd. Daarnaast waren er nog twee aparte kamertjes waar plaats was voor een ernstig zieke.

Naast de afwas was er natuurlijk nog veel meer te doen. Eén keer per week werden de bedden verschoond. "Op maandag werden alle bedden verschoond, dan moesten we aanpoten hoor."

Douchen

Met een glimlach denkt ze terug aan de vaste dag in de week waarop de bewoners onder de douche gingen. Dat vond niet iedereen een goed idee. "Zuster, moet ik nu alweer gewassen worden!", verzuchtte een bewoner. Hij wees de zuster er fijntjes op dat hij toch niet meer werkte en dus ook niet zo vaak gewassen hoefde te worden. "Ik gaf er dan vaak maar een draai aan en vertelde dat douchen ook voor de frisheid was."

Mevrouw Verstraten weet nog goed dat sommige mannen het maar onzin vonden als hun pantalon in de was werd gedaan na het douchen. De broeken gingen naar de stomerij en de bewoners moesten dit zelf betalen. Dat viel lang niet altijd in de smaak. "Als ik dan niet keek haalden ze hun broek gewoon weer uit de kar met vuile was en zeiden ze dat 'ie nog helemaal niet vies was. Die was kon volgens hen best nog een weekje wachten! Je moet bedenken: vroeger waren de mensen niet zo schoon als nu op hun lijf hoor."

Sommige bewoners gingen juist graag onder de douche. Ze vroegen mevrouw Verstraten of ze voortaan niet een maar twee keer per week onder de douche konden gaan. De verzorgende had op zo'n moment vaak even de gelegenheid om een bewoner alleen te spreken. "Mensen deelden dan hun zorgen maar ook de fijne dingen in hun leven. Soms kon ik dan helpen om een probleem op te lossen voor een bewoner. Fijn was dat!"

Mevrouw Verstraten herinnert zich nog de anekdote over de dame zich bij haar beklaagde omdat haar kamergenote niet wilde delen van de chocolade die ze had gekregen van haar bezoek. "En de visite had nog zo gezegd dat ze aan mij ook wat moest geven hoor, maar ze deed het niet!"

Een andere dame had er moeite mee dat ze telkens zo lang op moest blijven omdat haar kamergenote 's avonds regelmatig bezoek kreeg.

Eens ontstond op een zondag tussen twee dames wrijving over het beluisteren van de kerkdienst op hun kamer. Een van de dames wilde absoluut niet dat de kerktelefoon werd aangezet. Mevrouw Verstraten bemiddelde in deze kwestie. "Ik heb haar toen voorgesteld dat ze beneden een poosje gezellig in de serre ging zitten. Zodoende kon de andere dame toch naar de kerkdienst luisteren. Zo moest je soms echt schipperen."

Zakgeld

De 'gewone mensen' kregen één keer per twee weken zakgeld van de directrice. "Iedereen kreeg evenveel." Van het zakgeld kon bijvoorbeeld koffie en thee worden aangeschaft. De boodschappendienst bezorgde de aankopen bij de mensen op de kamer. "Dat deed mijn zusje, zij werkte hier in de huishouding."

Dat sommige mensen van huis uit erg zuinig waren bewijst het voorval met het pluche tafelkleed. "Een bewoonster had het tafelkleed met de onderkant naar boven op tafel liggen. Ze was bang dat haar mooie kleed anders zou verschieten in de zon."

In 'De Goede Ree' werd niet alleen door de bewoners maar ook door het personeel zuinig omgesprongen met de aanwezige middelen. De linnenkamer bekleedde hierin een belangrijke functie. Hier werden kapotte blouses en broeken vakkundig gerepareerd en versteld. "De juffrouw van de linnenkamer was reuze goed voor haar werk! En er werd niets weggegooid, zolang het nog gerepareerd kon worden."

Het verschil in woonomstandigheden had voornamelijk een financiële achtergrond. "De mensen die rijk waren, voornamelijk de boeren van het eiland, bewoonden een eigen kamer en ze kregen natuurlijk ook geen zakgeld omdat ze zelf geld hadden!"

Naast haar drukke baan was er gelukkig ook tijd om af en toe eens uit te blazen. Op haar vrije dagen tufte mevrouw Verstraten met haar brommer naar haar ouderlijk huis in Melissant.

Soms kwam ze dan nog langs het huis waar ze tot 1953 in betrekking was voor halve dagen. "Aardige mensen waren dat. Het gezin waar ik werkte was maar klein en er was ook nog een werkster voor halve dagen. Mijn moeder zei op een gegeven moment dat ik misschien beter een ander baantje kon zoeken waar ik meer uren kon werken." Ze solliciteerde samen met haar vriendin, Tannie Driesse uit Middelharnis, naar een baan bij 'De Goede Ree' en werd aangenomen. " Ik zie me nog staan in 1953. Het water stond na de ramp nog een tijd in de kelders van het gebouw."

Pas in de zomer konden de eerste bewoners hun intrek nemen en in december 1953 werd het gebouw officieel geopend. "Van het bestuur was , als ik het goed heb, de heer Dekker en de heer Oortmerssen aanwezig. Een jonge man was dat nog en hij kwam van de overkant. Hij is helaas later omgekomen in het verkeer."

Intern

Intern wonen was niet verplicht, herinnert mevrouw zich, maar er werd wel de voorkeur aan gegeven. "Ik woonde intern en dat was best gezellig hoor!" Het personeel woonde op de begane grond in kleine eenpersoonskamers.

's Avonds werd er in de huiskamer koffie gedronken en konden de verzorgsters een gezellig babbeltje met elkaar maken. Het intern gehuisveste personeel mocht ook bezoek ontvangen, maar 's avonds rond een uur of negen moest de visite wel weer vertrokken zijn.

Met goede herinneringen denkt ze terug aan de zorg die de directrice en de geestelijk verzorger, de heer Terlouw, hadden voor de bewoners en het personeel. "De heer Terlouw ging altijd bij het personeel op verjaardagsbezoek en als er iets was kon je ook altijd bij de directrice terecht." Met waardering denkt mevrouw Verstraten hierbij ook aan de latere directrice van het huis: zuster Van Kempen.

Elke vrijdagavond verzorgde de heer Terlouw een meditatie voor de bewoners van 'De Goede Ree'. "Wij brachten de bewoners dan naar de zaal beneden en dronken na afloop koffie met hen." De geestelijk verzorger bracht daarnaast pastorale bezoeken aan de bewoners.

In 1964 veranderde mevrouw Verstraten van werkkring. "Ik had samen met mijn vriendin Tannie gesolliciteerd naar een verzorgingshuis in Dordrecht en we werden aangenomen."

De directrice van 'De Goede Ree' liet hen node gaan. "Ze vond het niet leuk dat we gingen en vroeg waarom we weg wilden. We verdienden toen niet zoveel en ze bood zelfs nog aan om ons meer salaris te geven."

In Dordrecht ontmoette mevrouw Verstraten haar latere echtgenoot. Op 48-jarige leeftijd stapte ze met hem in het huwelijksbootje. Ze wijst naar haar trouwportret. Een gelukkig bruidspaar kijkt in de lens van de fotograaf. "Ik kocht samen met mijn zus mijn bruidsjurk in Rotterdam." Het bruidsboeket met orchideeën werd gemaakt door een bevriende bloemist uit Dirksland gemaakt. Na hun huwelijk vestigden ze zich in Middelharnis en ze hadden daar een goede tijd gehad samen.

Helaas is de echtgenoot van mevrouw Verstraten inmiddels overleden. Evenals drie van haar broers. "Dat zijn heel erge dingen."

Al snel na haar huwelijk kwam de vraag of ze bij ziekte van het personeel weer wilde invallen op haar oude stek in 'De Goede Ree'. Ze deed het graag en met liefde. Naast haar genegenheid voor de bewoners had ook de familie van een stervende bewoner een speciaal plekje in haar hart. Soms zaten ze een lange tijd bij het bed van hun vader of moeder. "Ik lette er dan op dat ze iets te eten kregen en een kopje koffie. Ik was blij dat ik dat voor hen kon doen."

Hachee

Ze heeft nog een mooie herinnering aan de toenmalige kok. Hij wist dat de heer Verstraten graag hachee lustte. Als dit gerecht op het menu stond bleef er soms een restje over. "Dan riep de kok me naar de keuken en gaf hij me een pannetje hachee mee voor mijn man. Dat vond ik zó vriendelijk, dat de kok daar speciaal aan dacht. "

Terugkijkend zegt ze: "Ik geloof wel dat ik een beetje een 'ka' was. Maar de bewoners mochten me wel hoor en ik heb mijn werk met liefde gedaan. De mensen waren afhankelijk van je en daar was ik me altijd van bewust."

Het afgelopen jaar was niet de gemakkelijkste episode uit het leven van mevrouw Verstraten. Twee van haar broers overleden binnen korte tijd en ze verhuisde van haar appartement in Middelharnis naar de ' De Goede Ree'. "Ik moest hier best wennen hoor!"

Ze vindt het fijn dat er veel activiteiten in de 'Goede Ree' worden georganiseerd. "Ik eet gezellig beneden in de eetzaal en doe regelmatig mee met de hersengymnastiek. We doen dan allerlei spelletjes om je hersens fit te houden."

Naast de contacten met andere bewoners vindt mevrouw Verstraten het fijn dat haar twee zussen allebei in de buurt wonen.

Ze bezoekt op z'n tijd graag de winkels op 'd'n Diek' maar ze vind het ook handig dat er in 'De Goede Ree' af en toe een schoenen- of kledingverkoop wordt georganiseerd. Ze wijst op het pakje dat ze draagt. "Dit heb ik bijvoorbeeld hier in huis gekocht en ik ben er blij mee."

Ze mijmert: "Waar is de tijd gebleven."

Dan, krachtig: "Ik geloof dat iedereen een taak heeft in dit leven. Toen ik in een periode in mijn leven in de put zat werd ik erg bemoedigd door de woorden uit het volgende lied: 'Jezus zegt dat hij hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht. En Hij wenst dat ieder tot zijn ere schijn', jij in jouw klein hoekje en ik in 't mijn'.