Professor Roberto Flören.
Professor Roberto Flören. Foto:

‘Familiebedrijven: de leemlaag

waar de economie op steunt’

Supermarktketen Jumbo is er één. Bierbrouwer Heineken ook. VDL (Van der Leegte) is eveneens een voorbeeld van een groot familiebedrijf. Maar er zijn ook kleine: de bakker, de slager, de fietsenmaker op de hoek van de straat. “Vaak denk je aan dit soort bedrijven als het over familiebedrijven gaat, maar er zijn er ook met 70.000 man personeel”, zegt hoogleraar Roberto H. Flören van de Nyenrode Business Universiteit.

Niet minder dan 270.000 familiebedrijven telt Nederland. “Van alle bedrijven met personeel is 70 procent familiebedrijf. Ja, dat is best veel. Maar er zijn ook 1,1 miljoen zzp’ers. Dat is ook veel”, aldus Roberto Flören. “Het wisselt per sector. In Zeeland en op Goeree-Overflakkee heb je veel bedrijven in de visserij, de agrarische sector en de toeristische branche. Dat zijn sectoren met gemiddeld meer familiebedrijven. Ze zijn grondgebonden, zoals de landbouw, of zichtbaar door hun gastheerschap. Van generatie op generatie.”

Flören is al dertig jaar bezig met structureel onderzoek op het gebied van familiebedrijven. In 2002 was hij de eerste Nederlandse hoogleraar in zijn vakgebied. Bij de Nyenrode Business Universiteit bekleedt hij de RSM-leerstoel Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht.

Relevant vakgebied

De enige hoogleraar is hij allang niet meer. Bijvoorbeeld in Rotterdam zijn er ook twee, evenals in Tilburg. Daarnaast zijn er lectoren aan verscheidene hogescholen. “Wereldwijd zijn familiebedrijven een van de snelst groeiende onderzoeksgebieden. Honderden wetenschappers zijn ermee bezig. Het vakgebied groeit. Het is dan ook een relevant vakgebied.”

Voordat de vraag op tafel komt wat familiebedrijven zo bijzonder maakt, is het handig om eerst te weten wat een familiebedrijf is. Flören hanteert de volgende definitie: “Een bedrijf is een familiebedrijf als het aan minstens twee van de volgende drie criteria voldoet. Eén: de meerderheid van de eigendom is in handen van één familie. Twee: één familie heeft beslissende invloed op de bedrijfsstrategie en op beslissingen over de opvolging. En drie: een meerderheid – of ten minste twee leden – van de leiding van de onderneming is afkomstig uit één familie. Er is één uitzondering: in bedrijven die korter dan tien jaar bestaan, dient ten minste één familielid van de directeur werkzaam te zijn of eigendom te hebben. Anders hebben alle zzp’ers ook een familiebedrijf.”

Langetermijnperspectief

Oké, helder. Maar wat is dan het onderscheid met ‘gewone’ bedrijven? “Het zijn net zo goed bedrijven die producten maken of diensten leveren en met elkaar concurreren op de markt. Maar familiebedrijven zijn succesvoller: op de langere termijn is hun solvabiliteit hoger, bestaan ze langer, blijft het personeel langer in dienst en is het personeel meer tevreden. Je ziet een binding met de regio. Er is een band tussen de directie, de eigenaar en het personeel. Je weet voor wie je werkt en de directeur weet wie voor hem of haar werkt. Je komt elkaar ook tegen op de volleybalclub. Dat geeft een ander gevoel. In tijden van crisis – denk aan de financiële crisis en de coronapandemie – houden familiebedrijven hun personeel langer in dienst en zijn ze bereid in te teren op hun eigen vermogen of genoegen te nemen met minder dividend. Je ziet passie en betrokkenheid bij het bedrijf. Het saamhorigheidsgevoel van een familiebedrijf heeft in deze individualistische tijd een toegevoegde waarde voor onze samenleving.”

Een belangrijke onderscheidende factor is het langetermijnperspectief. Flören: “Familiebedrijven denken niet een maand of een jaar vooruit, maar tien jaar, of een hele generatie. Investeringen financieren ze vaak met eigen vermogen. Familiebedrijven hebben ook een bepaalde daadkracht: ja is ja en nee is nee.”

Struikelpunten

De interactie tussen bedrijf, eigendom en familie is een kracht van familiebedrijven. Maar dit voordeel kan – in Johan Cruyff-taal – ook nadelig uitpakken. “Als je veel financiert uit eigen vermogen, kun je ook kansen missen”, zegt Roberto Flören. Hij heeft een hele serie ‘uitdagingen’ of ‘struikelpunten’ voor familiebedrijven geformuleerd en pikt de voornaamste eruit.

“De communicatie kan gebrekkig zijn. Het is tussen familieleden soms lastig om het over de inhoud te hebben. Pa vindt dat zijn zoon het niet zo goed doet in het bedrijf. Tja, ga dat maar eens zeggen… Of er zijn drie zussen, van wie er één niet geschikt zou zijn. Best moeilijk om dan te zeggen: we willen jou er niet bij hebben… Je kan dan om de hete brij heen gaan lopen of het opkroppen. Met als gevolg dat het gaat broeien en dat je uiteindelijk iets niet zo netjes naar voren brengt…”

“Een tweede struikelpunt is dat de belangen van het bedrijf, de eigenaar en de familie niet in balans zijn. Stel: een oom verliest zijn baan en kan geen ander werk vinden. Laat hem bij ons komen werken, kun je dan zeggen vanuit het perspectief van de familie. Maar is hij wel geschikt? Wat kun je hem laten doen en wat ga je hem betalen? Geef je twee zoons, die je altijd evenveel zakgeld gaf, ook hetzelfde salaris? Als je dit niet goed bespreekt, kun je in de problemen komen. Er komen conflicten voor in familiebedrijven.”

Emoties

De bedrijfsoverdracht is ook een uitdaging: de opvolging van de leiding en de overdracht van de eigendom. “Simpel vertaald: wie wordt de nieuwe directeur en naar wie gaan de centen? Dat hoeven niet dezelfde personen te zijn. Bij kleine bedrijven is de eigenaar vaak ook de directeur. Maar je hebt ook bedrijven met twee directeuren en een andere eigenaar. Het is goed om met elkaar te bespreken welke kinderen de directeur opvolgen. Willen ze wel? Of moeten ze er niet aan denken? Kijk, op een camping ben je wel zeven dagen in de week 24 uur in touw. Op een boerderij ook. Niet ieder kind zal daar even enthousiast over zijn. Andere vraag: wil de oude directeur het bedrijf wel echt overdragen, of voelt hij of zij zich onmisbaar? Een overdracht is een rationeel proces, maar er komen wel emoties bij kijken.”

Een laatste struikelpunt dat Flören noemt is goed bestuur. “Lang niet alle familiebedrijven hebben een raad van advies of een raad van commissarissen. De luiken staan niet altijd open. Maar als je niet openstaat voor een externe mening en geen pottenkijkers duldt, maakt dat je kwetsbaar. Wat als je wegvalt? Je bent misschien wel groot geworden door eigenwijs te zijn, maar het ontbreken van een adviseur of klankbord kan succes in de weg staan.”

Met waardering

Al met al is het imago van familiebedrijven anno 2022 heel goed. “Vroeger vond men familiebedrijven een beetje zielig, maar nu wordt er met waardering over gesproken. Ze zijn betrouwbaar en loyaal aan de omgeving en hun personeel. Familiebedrijven vormen de leemlaag waar de economie op steunt.”


Tekst: Kees van Rixoort

Fotografie: Nyenrode Business Universiteit