Meditatie: Ondankbaarheid

Lezen: Deuteronomium 8:11-20

Ik herinner mij een verhaal uit het martelaarsboek over hoe een van de baptisten uit Holland aan zijn vervolgers was ontsnapt. De vluchtende man ging veilig over een bevroren rivier, zijn vijand daarentegen was groter en zakte door het ijs. De baptist was een kind van God. Hij keerde om en redde het leven van zijn vervolger, die in het ijskoude water een zekere dood tegemoet ging. En wat deed deze ellendeling? Zodra hij veilig aan de kust was, greep hij de man die zijn leven had gered en sleepte hem naar de gevangenis, waar de man ter dood werd gebracht! We verbazen ons over dergelijke onmenselijkheid. We zijn verontwaardigd over zo veel lage ondankbaarheid. Maar de ondankbaarheid van de goddelozen tegenover God is nog veel lager. Terwijl ik dit schrijf, vraag ik mij af hoe we zo kalm kunnen blijven over zo’n verschrikkelijk vernederend onderwerp. Het herinnert ons aan ons vorige leven en onze lange ondankbaarheid tegenover God. Ik verwonder mijzelf dat we niet in huilen uitbarsten, met uitingen van diepe schaamte en zelfverachting over onze omgang met God.

Deze meditatie is ook gepubliceerd in Zondagen met Spurgeon, Apeldoorn, 2019. ISBN: 978 90 8718 1963