Afbeelding
Foto:

Column: Minderwaardigheidscomplex

Mijn minderwaardigheidscomplex kreeg vorige week donderdag een fikse boost. Ik ga dit uitleggen. Door een samenloop van omstandigheden was ik - eerder dan ik had verwacht - uw verslaggever van de vergaderingen van onzer aller gemeenteraad. En als de voortekenen me niet bedriegen, zal ik genoodzaakt zijn deze functie nog even te vervullen. ‘Genoodzaakt’, schrijf ik, want - laat ik maar eerlijk zijn - het viel een beetje tegen. Ik had er echt veel zin in, maar die zin smolt als rijp na de eerste nachtvorst als de zon opkomt. Dat had verschillende redenen. Allereerst diende ik in de voetsporen te treden van Jaap Ruizeveld. Daarom sloeg ik het ‘drankje’ na de raadsvergadering met pijn in het hart over en spoedde ik me richting huis om nog snel wat verslagen te maken, zodat deze in de vrijdagkrant meegenomen konden worden. Het was ondertussen al vrijdagochtend zonder dat ik iets zinnigs op ‘papier’ wist te krijgen en daarom zocht ik mijn bed maar op. Dit verhoogde mijn respect voor Jaap, die tot in de steeds maar groter wordende kleine uurtjes nog in de weer was om de abonnees, vers van de pers dus, te informeren over wat er in de raad was besproken, c.q. besloten. Dat ik in die nachtelijke uren niets zinnigs te berde kon brengen, was mijn tweede aanval op mijn minderwaardigheidscomplex. De eerste aanval was al tijdens de raadsvergadering. De fractievoorzitter van het CDA-smaldeel in de raad, verwoordde tijdens de vergadering zijn zorgen over de communicatie naar de burger toe. Hij - wellicht bedoelde hij het niet zo - zag Ruizeveld niet meer zitten in de zaal en maakte zich daarom zorgen dat er geen goede raadsverslaggeving vanuit deze krant meer zou plaatsvinden… Laat ik nu al een uurtje daar driftig zitten te pennen voor een verslag voor deze krant, - wat overigens niet helemaal gelukt is - maar dat was hem waarschijnlijk niet opgevallen. Jammer voor een ‘verbindende volkspartij waarbij ieder mens telt’. Ik telde dus even niet mee. Ik voelde me ook zoiets als 'op een rijdende trein stappen of als een kat in een vreemd pakhuis'.
Als er nu een tafeltje in de nog niet zo lang geleden opnieuw ingedeelde raadszaal voor de pers zou zijn, in plaats van een stoeltje met een minuscuul plankje waar je nauwelijks je schrijfblok op kwijt kunt, had ik er even op gaan staan en me voorgesteld. Achteraf had ik me wellicht ook aan kunnen melden als inspreker en me daar kunnen voorstellen, maar ik wist niet bij welk agendapunt.
Gelukkig waren er wel raadsleden die mij wel zagen zitten. Hopelijk is er in de komende tijd nog genoeg gelegenheid om nader kennis te maken en mijn zelfvertrouwen weer wat aan te vullen.