Vervolgverhaal – Nynke - Leendert van Wezel (47)

‘Hoe kan het dat ze het zo goed heeft? Haar koeien zijn nooit ziek. Haar kool is groter dan die van anderen.’
‘Dat komt omdat ze er goed voor zorgt,’ zei hij in een opwelling. ‘Dat is niet zo vreemd.’
‘Niet zo vreemd? Niet zo vreemd? Houd jij je soms ook bezig met die praktijken?’ vroeg ze met schrille stem. Ze week naar achteren.
Hij haastte zich te zeggen dat hij zich natuurlijk niet daarmee bezighield. Natuurlijk niet, nooit, hij vond het ook allemaal vreemd, ze had gelijk, ze had natuurlijk gelijk. Hij trok haar weer naar zich toe.
In zijn geest doken nu plotseling drie gedachten op, nee, vier. Vier gedachten die in hem opstonden, duidelijk en gescheiden, alsof ze met grote letters op vier grote perkamentvellen geschreven waren en opgehangen aan een witte muur. Ten eerste de vraag of het mogelijk was dat Nynke de omgang van hem met Marieke had vervloekt en dat daarom zijn vraag aan Marieke om met hem te trouwen al overschaduwd werd door een vervloekte gedachtewisseling over zijn zus.
Ten tweede hoe het mogelijk was dat deze twee vrouwen elkaar over en weer beschuldigden en een hekel aan elkaar hadden.
Ten derde dat hij in dit moeilijke spanningsveld zijn eigen oordeel velde en voor Marieke koos, daar hoefde hij niet lang over na te denken. Hoe vaak had hij zich al niet verbaasd over de kennis van Nynke? Over de soms schijnbaar bovennatuurlijke prestaties die ze leverde? Hij begreep de verdenking wel.
Ten vierde, en dat stond hem het sterkst voor de geest, alsof het de andere gedachten verzwolg: hij zou Marieke als vrouw hebben, wat er ook gebeuren zou. Er brandde een vuur in zijn binnenste, dat alleen door haar geblust kon worden. Marieke werd zijn vrouw, ook al moest hij er de hel voor oversteken.
Hij merkte dat ze hem stil zat aan te kijken en werd wakker uit zijn overpeinzingen. Hij trok haar op zijn schoot en legde zijn handen om haar slanke, gespierde middel. Hij kuste haar en zei: ‘Ik ben ook blij dat ik bij haar weg kan. Maar vooral wil ik bij jou zijn.’
Marieke ontspande merkbaar bij zijn woorden en beantwoordde zijn kus vol overgave.
‘Ik ben blij dat je me trouw bent gebleven in de jaren dat ik weg was,’ zei hij zacht.
Hij voelde hoe haar spieren zich spanden bij die woorden, maar voordat hij kon vragen wat dat te betekenen had, trok ze hem mee en liet hij zich meevoeren.

‘Het is goed dat je terug bent. Ik stel je aan als stadsschrijver van de stad Goedereede. Je zult vanaf nu een vast inkomen ontvangen,’ zei de baljuw.
‘Dat is goed, Lenert. Je bent een slimme man en je hebt goed werk. Je kunt haar goed onderhouden,’ zei Peter Johannes Jobse. ‘Je mag trouwen met mijn nicht.’

‘Ik zal je met groot genoegen de zegen des Heeren geven op je huwelijk, mijn zoon,’ sprak de abt met veel waardigheid. ‘Hij zegene je ook in de voorbereidingen.’

Nynke keek hem aan toen hij zijn plannen aan haar vertelde en ze zweeg. Toen wendde ze zich af en ging verder met haar werk.

Neele vroeg slechts: ‘Marieke? Van Peter Johannes? Over wie we het eerder hadden?’ De toon van haar stem was niet plezierig. Hij zei echter: ‘Ja. Die.’
Ook zij zweeg. Toen knikte ze. ‘Je weet wat ik je over haar gezegd heb. Maar desondanks: ik wens je veel geluk.’ Oprecht klonk het niet.
Het kon hem niets schelen. Marieke werd zijn vrouw en daar ging het om.

14

1564

Hij had die ochtend een bijzonder moment. Het was alsof de dag die net begonnen was al zijn geheimen al prijsgaf en zich voor zijn ogen ontrolde, en hij vooraf wist hoe het zou verlopen.
Hij verwonderde zich hierover en vroeg zich af of deze profetische blik bewaarheid zou worden. Hem wachtte een vergadering, en hij voorvoelde spanning.

Hij legde de ganzenveer neer en drukte de kurk op het inktpotje. Hij keek toe hoe de leenmannen één voor één opstonden, groetten en de raadskamer verlieten waarin net de vergadering van het stadsbestuur had plaatsgevonden. De baljuw stond bij het raam en keek naar buiten. Hij voelde hoe de gespannen sfeer met het vertrek van de leenmannen langzaam afnam. Hij keek uit zijn ooghoeken naar de baljuw en zag hoe die daar stond, in het binnenvallende grijze licht, de vuisten gebald en een verbeten trek op zijn gezicht.
Hij dacht terug aan de turbulent verlopen vergadering en hij vroeg zich af hoe hij de kern van de woordenwisseling in de notulen moest vastleggen.