Vervolgverhaal – Nynke - Leendert van Wezel (43)

Maar lang dacht hij daar niet over na, want hij ging naar Goedereede en Goedereede had Marieke! En daarom nam hij goedsmoeds afscheid van Delft. Daarbij kwam nog dat de rozerode geur van macht op de een of andere manier toch ook met hem meereisde. In twee jaar tijd was hij veranderd van een veelbelovend schrijftalent in een bijzonder vakkundig schrijver, die ook nog eens goed onderlegd was in andere belangrijke vakken, en van een ijverige beambte in de schaduw van het bestuur van een klein stadje in een man aan wie de hoge adel zijn verslaglegging toevertrouwde. Hij was zich hier terdege van bewust, op deze laatste dag in Delft. Hij had hiermee een grote voorsprong genomen op veel anderen in Goedereede.
Het enige waartegen hij opzag, waarvoor hij misschien zelfs wel een beetje bang was, was de ontmoeting met Nynke. Nynke had hem geschreven, niet maandelijks, maar toch wel regelmatig. Oppervlakkig bracht ze verslag uit van de stand van zaken in Goedereede en op de hofstee. Het wel en wee van zijn neefjes en nichtjes en van zijn zusters. Hij betrapte zich erop dat hij bijna teleurgesteld was dat het zo goed met haar ging. Geen spoor van onheil, daar had de alruinwortel ook geen verandering in kunnen brengen.

13

Goedereede, 1560

Een frisse zeewind woei door zijn haar en de zon brak net door de wolken toen daar, in de verte, de toren van Goedereede boven de einder zichtbaar werd. Hij genoot van de volle beigegroene geur van het zoute water, het kraken van het schip en het klapperen van het zeil. Hij stond naast de stuurman op het achterdek en had zo een mooi uitzicht over het Haringvliet links en de Noordzee rechts. Achter hen schoof de kust van Voorne voorbij en verder naar achter zag hij nog net de brede toren van Den Briel boven de duinen uitsteken. Een stevige westenwind zorgde dat het schip af en toe scherp overhelde en met bijna volle zeilen een schuimend spoor trok door het groene water. De reis vanaf Delft per rijtuig naar Schiedam en vanaf dat punt per boot naar zee, om Voorne heen richting Goedereede, was voorspoedig verlopen. Hij werd beheerst door de gedachte om Marieke straks te zien, haar gouden geur te ruiken, haar koele huid te voelen. Dat zou het eerste zijn wat hij zou doen als hij straks in Goedereede was: haar opzoeken.

Bij het laatste stuk van de vaartocht, toen ze vanuit de oostkant het eiland Goedereede naderden, gehinderd door de stevige westenwind die vlagerig over het eiland aan kwam waaien, viel het hem op dat de situatie van het stadje er niet op was vooruitgegaan. Voor de muur, waar ooit de zee rechtstreeks tegenaan spoelde, was nu een brede strook zand te zien en zelfs opschietend groen onder de stadsmuur. Hij herinnerde zich hoe de schepen vroeger aan de stadsmuur konden afmeren, nu moesten ze de laatste honderd meter door een smalle vaargeul naar de stadspoort varen. Ook viel hem op – of was dat omdat hij zo lang was weggeweest? – dat de muur zelf er slecht onderhouden uitzag.
Maar lang hield deze gedachte hem niet bezig, want daar was de vaargeul al. En daar was gelukkig hulp en werden ze langzaam maar zeker tegen de wind in naar binnen getrokken, de haven in en schoven ze de vertrouwde stad in. Hij herkende allerlei mensen aan de wal. Johannes Aartszoon, de slager en Pieternella van Geertje uit de Achterstraat en…
Het schip werd vastgelegd en er werd begonnen met het uitladen van de lading, maar hij had zijn spullen al bij elkaar gezocht en stond klaar toen de loopplank werd uitgelegd. De schipper was al betaald en bedankt en daar zette hij voet op Goerese bodem, eindelijk weer. Snel liep hij langs de haven naar de brug en stak deze over, liep de markt op. Links was het stadhuis, maar dat kwam later wel. Nu eerst de markt over, linksaf de Pieterstraat in en dan naar achter, tegen de stadsmuur, het huisje van Mariekes oom – of zou ze misschien nu aan het werk zijn in het stadhuis?

‘Lenert!' Een stem trof hem van achteren.
‘Vervloekt ben je,' siste hij tussen zijn tanden, terwijl hij zich omdraaide, maar zo zacht dat ze het niet kon horen.
Zijn zus keek hem onderzoekend aan. Ze knikte. ‘Goed. Je bent een man geworden, zie ik. Kom, ik heb de paarden op de Groenmarkt staan.'
‘De paarden?' zei hij wat onbeholpen.
‘Ja natuurlijk. Ik wist dat je er zou zijn en ben gekomen om je op te halen. Kom.’
Iets in haar stem maakte dat het onmogelijk was haar niet te gehoorzamen. Hij liep met tegenzin achter haar aan. ‘Maar ik moet nog iets doen in Goedereede.’ ‘Dan doe je dat morgen maar,’ zei ze. ‘Nu gaan we naar de hofstee. Ik heb een speenvarken geslacht. Het is per slot van rekening goed dat je er weer bent.’
Nu pas viel hem op dat er tussen haar glanzend blonde haar een paar grijze strepen zichtbaar waren geworden. Maar haar postuur was nog als altijd, recht en vol kracht, en haar gezicht nog even knap.