Vervolgverhaal – Nynke - Leendert van Wezel (41)

Ten eerste dat hij een ontzettende dorst had, die te verklaren viel uit het feit dat zijn bier nog onaangeroerd voor hem op het tafeltje stond en hij dus de hele vergadering geen slok had genomen. Ten tweede dat hij nog nooit zo veel achtereen had geschreven tijdens deze vergaderingen en ten derde dat hij een gevoel van onbehagen had overgehouden aan deze bijeenkomst.
De reden voor dit laatste was hem nog niet helemaal duidelijk, maar begon allengs helderder te worden toen hij tot zich liet doordringen waarover zojuist gesproken was.

Hij probeerde het voor zichzelf op een rijtje te zetten. Het was duidelijk dat er een grote spanning heerste in dat ingewikkelde stelsel van regeringsambten die de gewesten bestuurden. En hoewel niet uitgesproken, besefte hij dat er ook binnen deze groep edelen een grote spanning heerste. Willem van Nassau had meermalen aangegeven zeer bezorgd te zijn over de lijn die op dit moment door de regerende partijen werd aangehouden. Ook de spanning in Frankrijk steeg. Er waren uit diverse hoeken van het grote rijk van Filips ii negatieve berichten en zelfs geluiden van opstand te horen. De spanning in Frankrijk tussen de ketterse volgers van Luther en Calvijn én degenen die trouw waren aan de heilige moederkerk namen toe. En nu besefte hij pas wat de edelman had gezegd over zijn eigen graafschap Nassau: dat hij van plan was de ketters een zekere vrijheid en bescherming te geven en hen niet wenste te vervolgen op de manier die in de rest van het rijk gebruikelijk was. Daarop was een grote discussie ontstaan, die Willem van Nassau met een blik op Bruiskens en een korte, venijnige handbeweging had gesmoord. ‘Hierover komen we nog verder te praten,’ had hij kortaf gezegd.
Terwijl hij terugliep naar de secretarie, overdacht hij dit alles. Regelmatig waren er, ook in de gewesten Holland en Zeeland, terechtstellingen geweest van ketters. Wee degenen die de weg die God gegeven had om zalig te worden, verdacht maakten! Wee degenen die de paus, de plaatsvervanger van Christus, belasterden! En wee degenen die zeiden dat de moeder Gods niet rechtstreeks aanbeden en verheerlijkt mocht worden, omdat ze maar een gewoon mens was. Vooral dat laatste wond hem erg op. Want hoewel hij zelf niet heel vroom was, hoe vaak had hij juist niet tot Maria zijn verzoeken en beden gericht en hoe vaak was hij niet door haar geholpen? En had de engel Gabriël niet zelf gezegd dat ze gezegend was onder de vrouwen?
Toch knaagde dit alles aan hem.

‘Er is iemand uit Schiedam die bekenden heeft in Goedereede,' zei de keukenmeid tegen hem toen hij de secretarie binnenstapte. ‘Hij zit in de keuken.'
Uit nieuwsgierigheid liep hij de keuken in. Aan de lange tafel zat een jongeman van goede afkomst, te zien aan zijn kleding. De gast stond op van de tafel en begroette hem. ‘Willem Aartsen is de naam,' stelde hij zich voor. ‘Ik bezit een weverij in Schiedam.'
‘Een wever op de secretarie,’ zei hij, nadat ook hij zich had voorgesteld.
De man haalde zijn schouders op. ‘Contracten. Daar ben ik zelf niet zo handig in. Maar ik hoorde van de meid dat u uit Goedereede komt, is dat zo?’
‘Dat klopt,’ beaamde hij. ‘Ik ben hier voor studie en doe ook wat werk op de secretarie.’
‘Heel goed werk zelfs,’ zei Willem Aartsen. ‘Dat heb ik van Bruiskens begrepen. Ik ken een paar mensen uit Goedereede. De wever natuurlijk en die grote bakker met de snor, hoe heet hij ook alweer…’
‘Gert de Bakker!’ zei hij. ‘Precies!’
‘Ik ben er een maand geleden nog geweest,’ zei de man. ‘En ook bij de timmerman, Peter Johannes.’
‘Een maand geleden! Bij Peter Johannes! Heb je zijn nicht ook ontmoet?’ Hij was op een houten stoel tegenover de man gaan zitten, maar sprong weer op.
De man keek hem onderzoekend aan. ‘Zijn nicht? Marieke?’
‘Ja, Marieke!’
De man knikte. ‘Ja, die ken ik wel. Vrij goed zelfs. Ze komt ook uit Schiedam. Een paar jaar geleden is ze vertrokken.’
Er viel een korte stilte in de keuken. Hij keek de man aan, wat zat er voor verborgen boodschap in die woorden? Toch vroeg hij niets, hij had het gevoel dat hij met doorvragen iets onaangenaams wakker zou roepen.
‘Marieke,’ zei de man. Het stoorde hem dat hij haar naam uit de mond van een vreemde hoorde. Hij wilde nu opstaan, maar de man sprak verder. ‘Haar vertrek uit Schiedam was nogal overhaast. Ik dacht dat ik in haar de ware gevonden had. Maar toen bleek ze uitsluitend uit te zijn op…’ Willem Aartsen schudde zijn hoofd, maakte de zin niet af en zuchtte diep.
Hij stond op, gehaast nu, wilde niets meer horen.
‘Ik moet gaan,’ verontschuldigde hij zich. ‘Ik heb nog schrijfwerk te doen.’
‘Nu nog? Nou, sterkte daarmee dan,’ zei de man. ‘Het was goed u te ontmoeten. Het ga u goed.’
Hij knikte, schudde de man de hand, liep de keuken uit, ging de trap op, naar zijn kamer.