Afbeelding
Foto:

Column: Solidariteit

Gisteren maakte ik een ontmoeting mee die me lang zal heugen. Ik had een geleende auto teruggebracht en liep naar huis. Onderweg ontmoette ik iemand met de bijnaam Kleine Klaasje.

Klaas is een volgens sommigen wat vrijpostige brompot, van het soort dat maakt dat je te laat komt voor het eten. Ik had dus de neiging om "Ha Klaas, hoe gaat het" te zeggen en snel door te lopen. Maar dat ging me niet glad af. “Wat bedoel je”, klonk het. “Hoop je dat het goed met me gaat, bedoel je dat het met jou goed gaat, of dat het je eigenlijk bijzonder weinig interesseert, maar dat je toch ook niet niks kan zeggen?” Twee fel stekende ogen keken me vanonder borstelige wenkbrauwen aan. Was ik nu maar nooit zo begonnen. Ik werd zowel ongemakkelijk als buitengewoon kribbig. Maar tijd voor een gepaste reactie kreeg ik niet.

“Om je vraag te beantwoorden,” zei Klaas, en ik voelde een por tegen mijn heup die door moest gaan voor het equivalent van een iets te harde klap op de schouder; “het zijn zure tijden.” “Je bent zelf zuur”, wilde ik antwoorden, maar ik hield me nog net in. “De champignons zijn te duur, we moeten onze botten komende winter warm zien te houden en kortom, onze eigen boontjes doppen. De zelfredzame burger heet dat, jaja”, bromde Klaas. “Maar mij hoor je niet klagen, hoor.” “Er mankeert iets aan mijn oren”, wilde ik zeggen. In plaats daarvan perste ik alles in mij dat ook maar enigszins bijdehand is in een laatje diep in mijn hart, sloot het en ging erbovenop staan. “We moeten niet zeuren, ons soort heeft hier jaarlijks mee te maken”, zei Klaas. “Tabee!” Onwillekeurig zette hij zijn rode puntmuts wat steviger op zijn hoofd, draaide zich bruusk om en verdween achter een boom.

Geef toe dat u me tot de vorige zin woordelijk geloofde; want sprookjes hebben een kern van waarheid. Het valt me de laatste tijd op dat er mensen zijn die zich oprecht zorgen maken hoe ze de winter door moeten komen, omdat ze nu al nauwelijks het hoofd boven water houden. En dat er steeds mensen zijn die dan onmiddellijk reageren in de trant van: “Crisis? Valt me allemaal reuze mee.” Die laatsten zijn gemiddeld genomen tweeverdieners in een koopwoning die mijlenver bovenwater staat, met gesubsidieerde zonnepanelen erop.

De wederzijdse vervreemding en de desinteresse om echt te luisteren naar iemand met zorgen, zijn schrikwekkend. Tijden van crisis vragen om solidariteit. Oprecht vragen hoe het gaat is niet genoeg, maar je moet ergens beginnen.