Column: Om moe(deloos) van te worden

Ik was aanwezig bij een overleg op de kop van het eiland, georganiseerd door verschillende predikanten. Doel van dit overleg was om met elkaar kennis te maken en te onderzoeken of en hoe er meer met elkaar samengewerkt kan worden. Verschillende andere partners waren hierbij aanwezig, zoals de jeugdverpleegkundige, de huisarts, de wijkagent en directrices van verschillende basisscholen.

Om beurten vertelden we wat we zien aan problematiek op (de kop van) het eiland. De zorgen rond alcoholmisbruik onder de jongeren en hoe normaal en geaccepteerd dit lijkt te zijn. Jongeren die kampen met psychische klachten, zoals depressieve gevoelens en eenzaamheid. Eetstoornissen die meer lijken voor te komen onder jonge meiden. Het gemak waarmee aan verdovende middelen gekomen wordt en hoe ‘gewoon’ dit voor veel jongeren is. Ouders die met hun handen in het haar zitten en niet meer weten wat te moeten doen met hun jongen of meisje. Ouders die zelf worstelen met psychische- of verslavingsproblematiek, waardoor ze er niet of minder kunnen zijn voor hun kinderen. Jongeren die zich opsluiten in hun kamer en achter hun computer vereenzamen.

Al luisterend naar deze verschillende verhalen hoorde ik mezelf steeds dieper zuchten. Wat een gebrokenheid, wat een pijn, wat een ellende. Het lijkt alleen maar erger te worden. We zijn weer terug bij af. Heeft onze inzet wel zin? Houdt dit dan nooit op?
Achter elke voordeur lijkt er wel iets te zijn of te spelen. Om moe en moedeloos van te worden… En dat ben ik soms ook.

En toch, en toch: is er hoop! Door elke keer weer beschikbaar te zijn. Niet in eigen kracht, want dan ben ik en blijf ik moe en moedeloos. Maar om steeds weer in Zijn kracht te mogen gaan. Helaas is er hier op aarde gebrokenheid, pijn, verdriet, moeite. Maar we mogen geloven in een God van wonderen. Betekent dit dat Hij hier aan alle moeite en pijn een einde maakt? Nee, dat niet. Wel dat Hij er bij wil zijn, ondersteunt en zicht geeft op een nieuwe toekomst. Daar zijn we naar toe onderweg.

'En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbij gegaan. En de zee was er niet meer.
En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.' (Openbaring 21 vers 1, 3 en 4)