Vraag van de week: Waarom bruidegom?

Wij hebben het eens nagekeken in de etymologische woordenboeken en daaruit blijkt, dat die 'bruidegom' veel jonger is dan de 'bruid'. Dit laatste woord komt uit het Oudsaksische 'brud' = jonge vrouw, en in de Rhaetoromaanse hoek van Zwitserland kent men nog van de Alemannen overge­nomen termen als 'breit' en 'brut' voor schoondochter. Ook het Oudfries kende 'breid'. Nog oudere vondsten zouden wijzen op de betekenis: 'vrouw die de man toegezegd is'. Terwijl zulke aanduidingen voor meisje en jonge vrouw in de oudste talen zijn terug te vinden, blijkt 'bruidegom' pas na de trek der Goten uit Scandinavië te zijn ontstaan als samenstelling van ons Middelnederlandse 'bruut', dat destijds stond voor bijzit en verloofde, met het Gotische 'guma' voor man. Dat is met verwante woorden uit andere talen afgeleid uit het Latijnse 'homo' voor mens en in 't bijzonder man. Zo ontstond: de met de bruid huwende/gehuwde man. Een bruidegom is dus niet de mannelijke vorm van het woord bruid, maar een geheel apart begrip.